»i% sol
paragraaf 3
Overige regels
artikel 22
Voorkoming verspreiding infectieziekten
1. Het is aan de houder, dan wel degene die met de dagelijkse leiding is
belast, verboden:
a. enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding
staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer,
volgens of vanwege de directeur van de G.G.D., daarmee het gevaar van'
overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet
bestrijding infectieziekten en opsporing ziekte-oorzaken, aanwezig is;
b. enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding
staande lokaliteit, toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer
hij redelijkerwijs kan vermoeden, dat daarmee het gevaar van overbreng
ing van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet
aanwezig is.
2.- Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven
zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgeeel
ven, dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten
3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen
krachtens de in het eerste lid, onder-a, genoemde wet.
HOOFDSTUK 3 UITZONDERINGS- STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
artikel 23
Uitzonderingsbepalingen
Deze verordening is niet van toepassing op:
1. voorzieningen waarin de kinderopvang is geregeld bij of krachtens enig
ander wettelijk voorschrift dan deze verordening;
b. lokaliteiten waarin aan bezoekers van gebouwen of inrichtingen gelegenheid
wordt geboden kinderen voor de duur van het bezoek te doen verblijven.
artikel 24
Strafbepaling
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2 en 13 en het bepaalde
in Hoofdstuk 2, wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste twee maanden
of een geldboete van de tweede categorie.
artikel 25
Opsporingsambtenaren
1. Burgemeester en wethouders kunnen, naast de in artikel 141 van het Wetboek
van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, één of meer ambtenaren
belasten met de zorg voor de naleving van deze verordening.
2. Zo dikwijls de zorg voor de nakoming van een in of krachtens deze verorde
ning gesteld voorschrift dit vereist, wordt hierbij aan de in het eerste
lid bedoelde ambtenaren de last verstrekt om gebouwen en bouwwerken binnen
te treden.
Voor zover deze last woningen betreft, wordt deze verstrekt met inachtne
ming van de wet van 31 augustus 1853 (Stb. 83) en de daarop gekomen
wij zigingen.