dat proces gestart, terwijl Tilburg in onderhandeling is met PNEM over
samenwerking. Genoemde bedrijven waren resp. zijn (met die van Roosendaal)
nog de enige gemeentelijke bedrijven in de provincie.
Een tweede zaak, die alsdan onder ogen zou moeten worden gezien, is de
vraag waarom de reorganisatie wordt afgedwongen. Noch de minister van
Economische Zaken noch de commissie—Brandsma heeft van het antwoord op die
vraag een geheim gemaakt: "Primair dient te staan elektriciteit, gas en
warmte met zo laag mogelijke distributiekosten beschikbaar te stellen aan
de verbruikers en het verlenen van de grootst mogelijke service aan die
verbruikers". Dit betekent dus, dat de marge tussen in- en verkoopprijzen,
bestemd voor de dekking van de distributiekosten en voor de rest
resulterend in winst, onder druk kan komen te staan.
Een derde punt, waaraan we moeten denken, is de reorganisatie van de
waterleidingsector. Aan het slot van het vorige hoofdstuk is er over
gesproken. Zou het waterproduktie en -distributiebedrijf van Roosendaal
erin worden betrokken, dan heeft dit uitermate nadelige effecten voor de
elektriciteits- en gasonderdelen van het bedrijf. Het draagvlak van
allerlei algemene kosten zou sterk verminderen.
Strategie
In het College van Gedelegeerden Regionale Gasvoorziening Regio Roosendaal
is aan de orde gesteld, dat er in feite vier handelwijzen voor de toekomst
denkbaar zijn:
1. afwachten wat de wetgever straks gaat doet;
2. samenwerken met PNEM;
3. samenwerken met Intergas;
4. volledige overdracht van het bedrijf.
De handelwijze sub 1. (afwachten wat de wetgever straks gaat doen) is in
de vorige hoofdstukken uitvoerig besproken. Wij hebben als onze verwach
ting uitgesproken (gebaseerd op verkregen informatie)dat een zelfstandig
GEWB - derhalve als tak van dienst van Roosendaal - niet te handhaven
valt. Ook hebben wij er op gewezen, dat - ook al zou dat bij nader inzicht
toch mogelijk blijken - niet alles "bij het oude" zou blijven.
Bij de verwerping van deze handelwijze als een reële, werd ook overwogen
dat de winstnemingen door de gemeenten het Ministerie van Economische
Zaken al lang een doorn in het oog zijn. Als wettelijk een sanering zou
worden afgedwongen, hetgeen wij derhalve waarschijnlijk achten indien op
vrijwillige basis géén samenwerking wordt bereikt, mogen van de te
verkrijgen vergoedingen bepaald géén hoge verwachtingen leven.
Ook de handelwijze sub 4 (zonder condities het volledige bedrijf over
gedragen) werd eveneens om verscheidene redenen verworpen. Ten eerste zou
het uit sociaal oogpunt ten opzichte van het personeel onaanvaardbaar
zijn. Bovendien zou de afstand tussen het (nieuwe) bedrijf en de
verbruikers fors kunnen worden vergroot. Voorts achten wij het niet juist,
dat Roosendaal en de regio-gemeenten geen enkele invloed meer zouden
hebben op de gang van zaken.