- 6 -
e. andere bescheiden, welke burgemeester en wethouders voor het vaststellen van
de subsidiebedragen noodzakelijk achten.
Artikel 16
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het inzenden van één
of meer bescheiden, bedoeld in artikel 17.
HOOFDSTUK 4. VOORSCHOTVERLENING EN BETAALBAARSTELLING.
Artikel 17.
1. Op een daartoe strekkend verzoek van de instelling kunnen burgemeester en wet
houders voor 1 mei van het desbetreffende subsidiejaar een voorschot verlenen,
hetwelk maximaal 50% bedraagt over het vorige subsidiejaar ontvangen subsidie.
2. Het voorschot wordt verstrekt onder voorwaarde dat indien het definitief vast
gestelde subsidie minder bedraagt dan het ontvangen voorschot, het verschil
binnen 14 dagen na mededeling van burgemeester en wethouders in de gemeentekas
wordt teruggestort.
Artikel 18.
De instelling is verplicht een bank- of girorekening op haar naam te openen.
HOOFDSTUK 5. SUBSIDIE-AFREKENING.
Artikel 19.
De definitieve vaststelling van het subsidie geschiedt door burgemeester en wet
houders voor 1 juli van het jaar volgend op het jaar, waarover subsidie is ver
leend. Alsdan vindt verrekening van de voorschotten plaats.
Artikel 20.
Jaarlijks vóór 1 maart van het jaar volgend op het jaar, waarover subsidie is
verleend, dient de gesubsidieerde instelling aan burgemeester en wethouders over
te leggen:
a. de exploitatierekening over het jaar, waarover subsidie is verleend en de
balans op de laatste dag van het jaar, vergezeld van een duidelijke toelich
ting;
b. een verslag van de verrichte activiteiten in het laatstverlopen boekjaar, waar
in dienen voor te komen een beschrijving van de gevolgde werkwijze en van het
verkregen resultaat, alsmede kwantitatieve vergelijkingen met vroegere jaren
en verwachtingen omtrent toekomstige ontwikkelingen;
c. een verklaring met rapport van een registeraccountant, als bedoeld in de wet
met instemming van burgemeester en wethouders, een proces-verbaal, getekend
door de penningmeester en tenminste twee leden van de kascontrolecommissie
7
