bijlage 16
AGENDAPUNT RAADSVERGADERING CODENR.
6 16 juni 1987 -1.85
VOORSTEL TOT HET INSTEMMEN MET HET EINDADVIES INZAKE EEN NIEUWE INSTELLING VOOR BASIS
EDUCATIE EN EEN INTERGEMEENTELIJKE SAMENWERKING.
Aan de raad,
In de vergadering van 20-1- 1987 besloot Uw raad in te stem
men met een regionale samenwerking van de gemeenten behorend tot het
Streekgewest Westelijk Noord-Brabant voor de uitvoering van de
basiseducatie in deze regio. Binnen het raam van dat besluit werd tevens
besloten daarbij een aantal uitgangspunten te hanteren. Met uitzondering
van Rucphen en Oudenbosch namen ook de gemeenteraden van de andere
streekgewestgemeenten soortgelijke besluiten.
Een breed samengestelde werkgroep, die op 21-1-1987 werd geïn
stalleerd heeft de invoering van een nieuwe regionale instelling voor ba
siseducatie en de daarvoor benodigde intergemeentelijke samenwerking voor
bereid.
Op 29 april j.l. bracht de werkgroep haar eindadvies uit. Dit
eindadvies wordt op de
pagina's 55 tot en met 58 afgesloten met een 20-tal aanbevelingen. Op de
belangrijkste van deze aanbevelingen wordt in het onderstaande Ingegaan.
De keuze voor onderstaande punten is grotendeels afgeleid van
de taakomschrijving van de werkgroep op pagina 2 en 3 van het eindadvies.
Relatie vereniging Ons Middelbaar Onderwijs (P.M.O.) en Regionale Instel
ling voer Basiseducatie Westelijk Noord-Brabant.
De werkgroep beveelt aan de regionale instelling te laten ressorteren onder
O.M.O.. De werkgroep heeft voor deze structuur gekozen op grond van een aan
tal financiële en Inhoudelijke overwegingen.
O.M.O. is een vereniging die qua personeel en organisatorische voorzienin
gen adequaat is toegerust om een groot aantal onderwijsinstellingen, waar
onder instellingen op het gebied van volwasseneneducatie en voorlopers van
basiseducatie in Noord-Brabant op een gekwalificeerde wijze administratief
en onderwijskundig te ondersteunen.
Door gebruik te maken van de bestaande uitrusting van O.M.O. is de admini
stratieve, organisatorische en onderwijskundige ondersteuning, vergeleken
met een konstruktie waarbij de instelling voor Basiseducatie deze deskun
digheid zelf moet aantrekken, relatief goedkoop. Met O.M.O. is overleg ge
voerd over aansluiting bij deze vereniging.
Wanneer de regionale instelling onder O.M.O. gaat ressorteren, zal het re
gionaal bestuur in zeer grote mate inhoudelijk autonoom kunnen functio
neren. In de nieuwe statuten zal deze autonomie van de regionale instelling
geformaliseerd worden. De regionale instelling is vrij in haar keuze voor
een bepaalde signatuur. De werkgroep is voorstander van een regionale
instelling Basiseducatie met een algemeen dan wel neutraal karakter.
Ofschoon daar nu niet van uitgegaan wordt, heeft de regionale Instelling de
vrijheid zich in de toekomst weer los van O.M.O. te maken.