dragen in de kosten van de instelling.
Artikel 3.
Een vereniging of instelling met minder dan 10 jeugdleden komt niet voor subsidie
m aanmerking. Hiervan kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen.
Voor de berekening van het aantal jeugdleden worden als jeugdleden beschouwd de
leden, die op 1 januari van het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd nog geen
18 jaar zijn.
Artikel 4.
a. Bij de subsidie- aanvraag dient de vereniging of instelling te overleggen een
lijst van leden met geboortedatum en adres, met als peildatum 1 januari van het
subsidiejaar, alsmede bewijzen van de ontvangen contributie;
b. bij de subsidie-aanvraag dient te worden overgelegd een opgave van de leiders
of leidsters met vermelding van naam, voorletters, adres en geboortedatum.
Artikel 5.
Het subsidiebedrag kan toegekend „orden op basis van in deze verordening vastge
stelde grondslagen of als ondersteuningssubsidie, bestaand uit een vast bedrag
per jaar.
Artikel 6
Om voor subsidie in aanmerking te komen dient „en activiteiten te ont„ikkelen, die
specifiek bestemd zijn voor de jeugd. De activiteiten van de verenigingen of in
stellingen als bedoeld in artikel 2 onder b van deze verordening dienen te ge
schieden onder, naar het oordeel van burgemeester en wethouders, daartoe bekwame
personen.
Artikel 7.
Het in artikel 1 van deze verordening genoemde subsidie wordt jaarlijks vastgesteld
op basis van de volgende grondslagen:
a. 80Z van de jaarlijkse contributie-opbrengst van jeugdleden, zulks met een
maximum van 30, .- per jeugdlid;
b. 95% van de kosten van gebruik van de accomodatie;
c. 40% van de kosten van activiteiten;
d. 60% van de kosten van kadervorming met een maximum van 300,- per deelnemer;
e. 20% van de contributie, verschuldigd aan overkoepelende organen.
Artikel 8.
Onder huisvestingskosten wordt verstaan?