- 4 - 2. Indien de gewezen ambtenaar, bedoeld in lid 1, aanspraak heeft op een dadelijk ingaand invaliditeitspensioen volgens de bepalingen van de Algemene burgerlijke pensioen wet, ontvangt hij gedurende zijn ongeschiktheid een uitkering ten bedrage van zijn laatstelijk genoten bezoldi ging tot uiterlijk twee jaar na de aanvang van zijn ongeschiktheid, met dien verstande dat na het verstrijken van de eerste achttien maanden de uitkering 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging bedraagt. 3Het recht op de uitkering vervalt met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die waarin de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. 4. Dit artikel vindt geen toepassing in de gevallen, genoemd in artikel E 13, lid 5. Artikel E 13 b Indien de gewezen ambtenaar binnen een tijdvak van dertig kalenderdagen, nadat de volgens de artikelen E 13 en E 13 a geregelde betaling van zijn laatstelijk genoten bezoldiging of uitkering in verband met zijn herstel is gestaakt, wederom wegens ziekte ongeschikt wordt een naar aard en omvang soort gelijke betrekking te vervullen, wordt de nieuw opgetreden ongeschiktheid als een voortzetting van de vorige beschouwd en wordt de betaling hervat. Voor het bepalen van het tijdstip waarop de in de artikelen E 13 en E 13 a bedoelde termijnen zijn verstreken, worden perioden van ongeschiktheid een naar aard en omvang soortge lijke betrekking te vervullen, welke elkaar met een onderbre king van minder dan dertig kalenderdagen zijn opgevolgd, samengeteld.

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1985 | | pagina 48