Deze waarde vindt toepassing voor elk belastingjaar vallende in een tijdvak van 5 achtereenvolgende jaren. Dit tijdvak vangt aan op het tijdstip dat een jaar later valt dan het tijdstip als bedoeld in de eerste volzin. 2., Indien de waarde in het economische verkeer gedurende de eerste vijf jaren, sedert het tijdstip als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid wijziging ondergaat als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering of afbraak, hetzij verandering van bestemmingis de waarde die welke in aanmerking zou zijn genomen, indien die bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of bestemmingsverandering zijn beslag had gekregen op het vorenbedoelde tijdstip. Deze waarde treedt in de plaats van die als bedoeld in het eerste lid en vindt voor het eerst toepassing voor het belastingjaar volgende op dat waarin die wijziging zich heeft voor gedaan. Artikel 5 Belastingjaar De belastingjaren vallen samen met de kalenderjaren. Artikel 6 Belastingtarieven 1. Voor elke volle 3.000,van de waarde in het economische verkeer be draagt a. de gebruikersbelasting 4,25 b. de zakelijk-gerechtigdenbelasting f 8,50; 2. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden af gerond op gehele guldens j3, Belastingaanslagen van minder dan 10,worden niet opgelegd. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op ëên aanslagbiljet verenigde belastingaanslagen aangemerkt als ëën belastingaanslag. Artikel 7 Vrijstellingen J_. Behoudens het bepaalde in het tweede lid worden de belastingen niet geheven ter zake van: a. gebouwde eigendommen, met inbegrip van de ondergrond en van hun gebouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor openbare bijeenkomsten van genootschappen op geestelijke grondslag- andere dan kerkgenootschappen- die rechtsper soon met volledige rechtsbevoegdheid zijn, voor het gezamelijk beleven van en zich bezinnen op de aan die genootschappen ten grondslag liggende levensovertuiging b. ongebouwde eigendommen welke deel uitmaken van de op de voet van de Natuurschoonwet 1928 (Stb.63) aangewezen landgoederen, met uitzondering van aanhorigheden van gebouwde eigendommen; c. natuurterreinen, waaronder begrepen duinen, heidevelden, zandverstui vingen, moerassen en plassen, welke door rechtspersonen met volledige

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1985 | | pagina 114