hun woningen door plaatselijke aannemers te laten bouwen.
De voorzitter antwoordt dat hier bedoeld wordt premiewoning
bouw.
De heer Buijs vraagt hoe het staat met de vestiging van een
tandarts.
De voorzitter antwoordt dat deze vestiging thans voorlopig van
de baan is. Er was geen mogelijkheid de tandarts een plaats aan te^
bieden waar hij zijn praktijk kan beginnen. De daarvoor in aanmerking
komende plaats in het Wit-Gele Kruisgebouw is sinds enkele jaren ver
huurd aan een fysiotherapeut.
De heer Brocatus vraagt of het toch niet mogelijk is de vestiging
an een tandarts te stimuleren.
De voorzitter antwoordt dat daartoe geen mogelijkheden zijn,
maar dat het gemeentebestuur zijn best blijft doen.
Mevrouw ten Hove-Bosters maakt hierna van de gelegenheid gebruik
in tweede termijn op de algemene beschouwingen in te gaan en spreekt
als volgt:"Graag zou ik in het algemeen eerst een opmerking willen
maken over de behandeling van de beschouwingen van 5 januari 1982.
Als raadslid maak je gebruik van het beschouwingen maken om in posi
tieve zin mee te werken aan het beleid dat het college heeft uitge
stippeld. Dan wordt daar ook een serieuze behandeling van verwacht.
Ik heb begrepen dat de antwoorden, op 5 januari mondeling gegeven,
niet bevredigend waren, alhoewel ik achter de suggestie van de heer
Hommel sta om voortaan de beschouwingen eerder in te leveren, waar
door betere antwoorden gegeven kunnen worden. Nu de antwoorden schrif
telijk binnen zijn constateer ik onvolledige antwoorden en in het ge
heel geen antwoorden op de gestelde vragen. Laat ik beginnen met mijn
vraagstelling over bevriezing of matiging van de belasting op onroe
rend goed, omdat wij daarbij met de gemeente Klundert op 12, per
eenheid zitten, de hoogste in de regio. Daartegenover staan wel ver
schillende faciliteiten, maar u geeft als antwoord: "De onroerend-
goedbelasting is in de plaats gekomen van bestaande plaatselijke be
lastingen. Er is destijds aansluiting gezocht bij de bedragen die
door de gebruiker en door de eigenaar werden betaald. Van extra belas
ting van welke groep dan ook is geen sprake." Dit is een antwoord
waar ik niet om gevraagd heb.
Ten tweede heb ik over het beheer van het oppervlaktewater een heel
onbevredigend antwoord gehad. Mijn eerste vraag gaat over het slib
dat een veel te grote hoeveelheid arseen bevat. Wat is daarover de
mening van het college? U hebt in het rapport van Ing. Staal van
Benegora kunnen lezen wat hiervoor de oplossing is. Ten tweede ga ik
wat betreft de taak en de verantwoordelijkheid van de gemeente van
een heel ander standpunt uit dan u. Onze reactie is dan ook dat wij
een heel onbevredigend antwoord hebben gehad, want het is onvoorstel
baar dat een wethouder van openbare werken zegt alleen belangstelling
te hebben omdat de gemeente er vissen in heeft. Dus de vis is van de
gemeente, maar een vis heeft schoon water nodig en ook een goede
plantengroei. Dan gaat de wethouder zijn verantwoordelijkheid uit de
weg, want in de laatste rapporten van Ing. Staal van Benegora staat
duidelijk dat de concentratie van ontoelaatbare stoffen vijf maal zo
hoog is als in het water van het voormalige Beckersterrein in Bergen
op Zoom. De proeven zijn met elkaar vergeleken. Ik heb u de gegevens
gegeven en weet niet wat u er mee hebt gedaan. Ons onderzoek toont
heel andere cijfers aan dan het uwe. Maar ik wil niet verzanden in
een cijfermatig getwist. Wij willen dit in eerste instantie laten
voor wat het is. Overduidelijk is wel, zoals b. en w. uit het rapport
van Benegora heeft moeten begrijpen, dat er sprake is van een ernsti
ge industriële verontreiniging en omdat het Benegora-rapport een veel
breder onderzoek betreft achten wij ons verzoek om een werkgroep
samen te stellen als een uiterst milde wens. Bovendien wil ik nogmaals
stellen dat er gesproken wordt over industriële verontreiniging, wat
niets anders kan betekenen dat het ligt aan het onvoltooid rioolsy-