-2-
Mevr-*ten Hove-Bosters is wel van mening dat het
college deze zaak zo goed mogelijk heeft laten ver
lopen, maar dringt wel aan om, bij een eventueel vol
gend overleg tussen college en werkgroep, de gemeente
raad hierbij aanwezig te laten zijn.
Zij vraagt wat het college thans gaat doen met het
besluit van 27 september 1977nu men niet in beroep
gaat.
De heer Buijs merkt nog op dat hij de brief van
gedeputeerde staten niet heeft gelezen,waarop de
secretaris mededeelt dat deze wel degelijk bij de
ingekomen stukken ter inzage heeft gelegen.
Wethouder Hommel antwoordt hierop dat het college
voor een verdere behandeling van de zaak heeft ge
wacht tot een nieuwe raadsvoorzitter benoemd was,en
dat zo mogelijk,nadere voorstellen zullen worden
gedaan.
Naar aanleiding van de opmerkingen van Mevr.ten
Hove-Bosters geeft wethouder Hommel toe dat de raad
destijds bij de besprekingen tussen college en werk
groep aanwezig had kunnen zijn.
Hij wil dan ook in de toekomst hij een mogelijk
volgend overleg de gemeenteraad hierbij betrekken.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en
wethouders wordt de brief van gedeputeerde staten
dd.9 september 1980 G.nr.906O,tot onthouding van
goedkeuring aan het raadsbesluit van 31 maart 1980
tot intrekking van het besluit tot stichting van een
openbare school voor g.l.o.zonder hoofdelijke stem
ming, voor kennisgeving aangenomen.bijlage 1.
4. Rondvraag;
Hierbij stelde de voorzitter voor de vragen voortaan
tweemaal vierentwintig uur (twee dagen dus) vóór de
raadsvergadering bij het college van burgemeester en
wethouders in te dienen. Uit ervaring wist hij n.m.
dat,als de vragen zomaar lukraak gesteld worden, de
antwoorden ook niet optimaal kunnen zijn. Dit omdat
het college zich hier dan niet op kan voorbereiden.
Mevr.ten Hove-Bosters was van mening dat hiermee
de voorzitter een van de meest interessante punten
van de raadsvergadering weg zou nemen.Zij vond,wan
neer de voorzitter zelf het antwoord niet weet,hij
altijd nog kan terugvallen op de wethouders,gezien
de orderportefeuille-verdeling in de raad.
Ook de heer Buijs was ook niet bepaald ingenomen
met dit voorstel.
Nadat de heer Brocatus zijn mening hieromtrent had
gegeven en een onderling beraad hierover tussen de
voorzitter en wethouder Hommel enerzijds en de genoem
de raadsleden anderzijds,kwam de heer Buijs met het
reglement van orde ter tafel,waaruit hij de artikelen
betreffende dé rondvraag voorlas.
Hieruit bleek dat alleen voorstellen,die aan de
agenda toegevoegd worden,enkele dagen vóór de raads
vergadering, schriftelijk ingediend moeten worden,maar
dat dit niet geldt voor de rondvraag.
De voorzitter zegt hierna dat dit inderdaad juxst
is, maar dat het toch wel de overweging waard is om
diverse vragen in de toekomst op schrift te stellen,
vooral als het gaat om meer ingewikkelde vraagstukken.