Artikel 4. 1. De uitkering bedraagt 80% van de laatstelijk genoten bezoldiging. 2. De uitkering wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Artikel 5. 1. De inkomsten die de belanghebbende geniet of gaat genieten uit of in verband met arbeid of bedrijf, worden in min dering gebracht op de uitkering over de maand, waar op deze inkomsten betrekking hebben of geacht kunnen wor den betrekking te hebben. 2. Wanneer de belanghebbende arbeid of bedrijf ter hand heart genomen voor de dag van het ontslag en na die dag uit die arbeid of dat bedrijf inkomsten of meer-inkomsten gaat genieten, is het eerste J id ten aanzien van die inkomstent vermeerdering van inkomsten of een gedeelte daarvan niet van toepassing, indien de belanghebbende aannemelijk m.-akt dat die inkomstenvermeerdering van inkomsten of dat ge deelte daarvan noch het gevolg zijn van een verhoogde werkzaamheid noch verband houden met het ontslag. De vorige volzin geldt echter niet, wanneer de belang hebbende arbeid of bedrijf ter hand heeit genomen gedurend non-activiteit, vakantie of verlof onmiddellijK voorar- gaand aan het ontslag dan wel binnen een termijn korter dan één jaar voorafgaande aan het ontslag. 3. Ten aanzien van de belanghebbende, die na zijn ontslag uit hoofde van ziekte of arbeidsongeschiktheid nog aan spraken heeft of krijgt in verband met de betrekking waaruit hij is ontslagen, wordt de uitkering verminderd met het bedrag daarvan tot het einde van de pe_io waarover die aanspraken bestaan.

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1980 | | pagina 101