Bijlage 13. Opmerkingen van mevrouw Ten Hove-Bosters op het antwoord van het college van burgemeester en wethouders op de algemene beschouwingen. Mijnheer de voorzitter, Ik zou graag gebruik willen maken om het college dank te zeggen voor de goed verzorgde uitgave van de antwoorden aangaande de gehouden beschouwingen door de raadsleden op 22 december 1978. Toch wil ik bij diverse antwoorden wat kanttekeningen zetten. 1Aanstellen van een ambtenaar. Ons inziens is een ambtenaar van het gehalte G.A.I veel duurder, dan de geraamde post, in moet voorzien. Ook de werkzaamheden die te doen zijn en die u ook omschrijft: welzijnsplan en jaarrekening blijft de vraag open: kan iemand dat met deze diploma's of rang. Mag ik tevens vragen wat u bedoelt met het verschuiven van rang; mag ik aannemen dat hij of zij een groot gedeelte van de gemeente sekretaris zijn werk gaat overnemen en dat deze dan die andere taken op zich neemt. 2. Afschrijvingssysteem. Uw college onderschrijft de opmerking van. de toenemende onderhoudskosten tegenover de minder wordende rentekosten. Op annuïteitsbasis afschrijven heeft nu voordelen, maar het is wel de financiële moeilijkheden naar later verschuiven. Met belangstelling wacht ik het gesprek af dat uw college gaat voeren met Ged. Staten voor een passende afschrijvingsmethode. 3. Voorlichting. Naar mijn mening heeft het college niet geheel begrepen, wat ik met een populaire begroting voor de bevolking heb bedoeld. Cijfermatig zegt de mensen zo weinig; ik stelde voor een uitgebreidere uitleg van diverse te besteden bedragen, wat meer tekst en uitleg van verschillende posten. Wij zullen zeker die voorzichtigheid in acht nemen die het college vraagt als we ertoe overgaan een dergelijk boekwerkje uit te geven. 4. Inspraak. Op uw uitspraak dat het instellen van een adviserende commissie art. 61 overbodig is, wil dit zeggen, op de eerste plaats vind ik dat een commissie juist het werk van b. en w. en de raadsleden verrijkt in plaats van uitholt. Mede door hun bevindingen en informatie, die ze aan alle betrokkenen door spelen,. want zij kan op verzoek van alle partijen worden ingeschakeld; dus een voordeel. Bovendien doet u de uitspraak dat een dergelijke commissie vertragend werkt, maar verderop spreekt het college zichzelf weer tegen, door wel een commissie te willen benoemen, alleen voor het sociaal cultureel plan. Geacht college, juist voor dit plan is snelheid en efficiënt werken geboden, daar dit in 1980 klaar moet zijn. Toch meen ik er wel verheugd over te moeten zijn dat de bereidheid bestaat alvast voor deze plannen een commissie te benoemen. Het is een begin, misschien door de ervaring met een commissie te werken komt u later op uw uitspraak terug. Wel vind ik het van belang en met mijhoop ik ook de andere raadsleden dat er ook deskundigen en burgers in deze commissie plaats kunnen hebben, en ik veronderstel dat we onder onze burgers best deskundigen hebben. Verder meen ik te moeten opmerken dat we over het wel of niet een commissie, voorlopig van mening blijven verschillen. 5Rampenplan. Ik ben erg blij dat uw college staat achter de door mij gevraagde procedure inzake het Rampenplan. Jammer vind ik het dat u niet wilt overgaan tot bij voorbeeld het verstrekken, aan alle inwoners, van een hitte- en waterbestendige kaart, waarop staan de maatregelen die genomen moeten worden, wanneer zich een ramp voordoet. Dat bewaren van Dorpsbelang zie ik niet zo zitten. Gaarne zag ik voor de bewoners een voorlichtingsavond, wanneer het Rampenplan gereed is.

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1979 | | pagina 67