- 3 - Artikel XII. Zij die in de loop van het belastingjaar houder van een hond worden of voor wie het recht op vrijstelling als bedoeld in artikel VI is komen te vervallen, zijn verplicht hiervan opgaaf te doen ter gemeente-secretarie binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht of de verandering van de belastingplicht is ontstaan. Artikel XIII. 1. Bevoegd tot het verlenen van afschrijving van de belasting, alsmede tot het verlenen van uitstel van betaling, als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Wet van 22 mei 1845, Stb. 22, zijn burgemeester en wethouders. 2. Voor de berekening van de interest als bedoeld in artikel 17, tweede lid, van de Wet van 22 mei 1845, Stb. 22, vinden de krachtens het tweede lid van dat artikel gegeven regelen inzake rijksbelastingen overeenkomstige toepassing. Artikel XIV. 1Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening hondenbelasting Nieuw-Vossemeer". 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 1979. 3. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Verordening op de heffing van een belasting op de honden in de gemeente Nieuw-Vossemeer", vastgesteld bij raadsbesluit van 26 februari 1960/22 november 1977, goedgekeurd bij Koninklijk Besluit van 18 januari 1973, nr. 9, met dien verstande, dat zij van kracht blijft voor de belastingjaren waarvoor zij heeft gegolden. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Nieuw-Vossemeer van 22 december 1978. De wethouder. De voorzitter,

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1978 | | pagina 99