GEMEENTE NIE U W - VOSS E M E E R Bijlage 5. De raad der gemeente Nieuw-Vossemeer gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 1978; gelet op de artikelen 272, letter a, en 273 van de gemeentewet, alsmede op het Besluit gemeentelijke onroerend-goedbelastingen; besluit: vast te stellen de navolgende verordening: VERORDENING OP DE HEFFING VAN ONROEREND-GOEDBELASTINGEN. VOORWERP VAN DE BELASTINGEN; BELASTBAAR FEIT; BELASTINGPLICHT. Artikel 1 1Ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerend goed worden onder de naam "onroerend-goedbelasting" jaarlijks geheven. a. een directe belasting van degene, die - naar de omstandigheden beoordeeld bij het begin van het belastingjaar een onroerend goed al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht feitelijk gebruikt; b. een directe belasting van degene, die bij het begin van het belasting jaar van een onroerend goed het genot heeft krachtens zakelijk recht. 2. Voor de toepassing van het eerste lid, letter a, wordt: a. gebruik door leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het hoofd van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie het gebruik van een gedeelte van een gebouwd onroerend goed is afgestaan, aangemerkt als gebruik door degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan; c. ingeval van verschillende soorten feitelijk gebruik, alleen het belang rijkste gebruik in aanmerking genomen. 3. Voor de toepassing van het eerste lid, letter b, wordt als genothebbende krachtens zakelijk recht aangemerkt hij die bij het begin van het belasting jaar als zodanig bij het kadaster bekend staat, tenzij blijkt dat op dat tijdstip een ander genothebbende krachtens zakelijk recht was. GRONDSLAG VAN DE BELASTINGEN Artikel 2. De grondslag waarnaar de in artikel 1 bedoelde belastingen worden geheven, is de waarde welke aan het onroerend goed in het economische verkeer kan worden toegekend. - Begripsomschrijvingen -

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1978 | | pagina 88