- 4 -
Artikei 6.
1. De aangesloten gemeenten zijn gehouden tot betaling van voorschotten op de
vermoedelijk verschuldigde bijdrage in de in artikel 3 bedoelde netto-kosten.
2 Het college van burgemeester en wethouders van de centrumgemeente draagt
zorg voor de verstrekking van de gegevens aan de aangesloten gemeenten
voor de berekening van de verschuldigde voorschotten, welke moeten worden
voldaan in vier, voor zoveel mogelijk gelijke driemaandelijkse termijnen vóór
het einde van de eerste maand van ieder kwartaal door storting in de kas van
de centrumgemeente. Deze berekening zal voor zoveel mogelijk worden geba
seerd op de in artikel 2, derde lid, bedoelde, door het schoolbestuur in te
zenden opgave en voorts op de gegevens van het jaar, voorafgaande aan dat,
waarvoor de voorschotten verschuldigd zijn.
3. Bij de voldoening van de in het vierde lid van het vorige artikel verschuldigde
bijdragen worden de hierop reeds betaalde voorschotten in mindering gebracht.
Indien minder verschuldigd is dan het bij voorschot betaalde bedrag, wordt het
teveel betaalde door de centrumgemeente binnen vier weken na de toezending
van de in het derde lid van artikel 5 bedoelde gegevens teruggestort in de kas
van iedere aangesloten gemeente, welke aldus teveel heeft betaald.
Artikel 7.
1. Voor de toetreding van een gemeente tot deze regeling kan worden volstaan met
een besluit van de raad en het college van burgemeester en wethouders van die
gemeente
2. De aangesloten gemeenten hebben het recht uit deze gemeenschappelijke rege
ling te treden, indien zij kinderen uit hun gemeente, die zijn aangewezen op
het volgen van onderwijs aan een mytylschool, kunnen plaatsen op een derge
lijke school, welke zich bevindt op een afstand van de gemeente, korter dan
de afstand tussen die gemeente en de centrumgemeente. In een dergelijk geval
kan volstaan worden met een besluit van de raad van die gemeente, waarvan
mededeling dient te worden gedaan aan de andere aangesloten gemeenten en
aan het bestuur van de streekmytylschool te Roosendaal.
Een dergelijk besluit wordt van kracht met ingang van 1 januari van het jaar,
volgende op dat, waarin hiervan in de Nederlandse Staatscourant bekendmaking
heeft plaatsgehad.
Artikel 8.
1. Tussentijdse wijziging of aanvulling van de regeling kan plaatsvinden op wor
stel van een of meer aangesloten gemeenten. Een daartoe strekkend besluit
komt, indien de wijziging of aanvulling betrekking heeft op de verdeling van
de netto-kosten, bedoeld in artikel 3, slechts tot stand, indien alle aangesloten
gemeenten daartoe besluiten. Andere wijzigingen of aanvullingen komen tot
stand, indien ten minste 2/3 gedeelte van de aangesloten gemeenten daartoe
besluit.
2. Een voorstel tot wijziging of aanvulling van de regeling wordt door de gemeente
of gemeenten, van wie het voorstel uitgaat, toegezonden aan de andere aange
sloten gemeenten, welke de beslissing van haar bestuur kenbaar maken binnen
twee maanden na de ontvangst van het voorstel aan de gemeente of gemeenten,
- van -