5
Wethouder Perdaems merkt op dat de beslissing is genomen
zoals door wethouder Hommel reeds is gesteld,maar dat hij
het met die beslissing van de burgemeester en de heer van
Overveld helemaal niet eens was»
Dat het totale program niet helemaal op de Danen is ge
beurd lag volgens de voorzitter aan het feit dat het
s-morgens heel slecht weer was en dat men toen snel een
beslissing moest nemen.
Wethouder Perdaems merkt evenwel op dat men altijd nog
de gelegenheid had kunnen aangrijpen om uit te wijken naar
't Wagenhuishetgeen ook z* was afgesproken, en zegt dat
de beslissing best genomen had kunnen worden des namiddags
rond 2-3 uur.
De voorzitter had dit een moeilijke zaak gevonden,daar
bij een programma-wijzigingweer diverse andere voorbe
reidingen moesten worden getroffen.
De heer Perdaems is het hiermede niet eens en vindt het
niet juist dat afspraken,die door het college waren ge
maakt, niet zijn nagekomen.
De voorzitter stelt ten slotte vast dat door onvoor.-
ziene omstandigheden met het weer,een en ander zo is ge
lopen.
De heer Hommers heeft nu het antwoord gehoord van de
beide wethouders en wil toch nog even terugkomen op door
hem genoemde insinuatie waarbij hem werd verweten dat hij
de burgemeester en de heer van Overveld zou hebben achter
na gelopen om een z.g.dirier te gaan gebruiken in 't Wagen
huis.
Dit vond de heer Hommers een. vervelende zaak en daarom
had hij dit toch even aan de orde willen stellen.
De volgende vraag van de heer Rommers betreft een infor
matie omtrent de oprichting van een openbare lagere school
in deze gemeente en vraagt of het college van burgemeester
en wethouders hierover reeds is benaderd.
De voorzitter antwoordt hierop ontkennend.
De heer C.Kooien vraagt naar de mogelijkheid om nog een
gemeente-werkman in vaste dienst aan te stellen,daar bij
de gemeente twee weikLieden zijn vertrokken en dat er
slechts een werkman voor in de plaats is gekomen.
De heer Kooien vindt dan ook dat deze gemeente in deze
ver achter ligt bij een soortgelijke andere gemeente.
Volgens de heer Kooien kunnen de paar mensen die in
vaste dienst zijn alles in de gemeente niet meer bijhouden
en hij zegt dat,wanneer men zo eens rondkijktdit ook goed
is te zien.
De voorzitter zegt dat men met een werkman zit,die lang
ziek is geweest en die nu alleen nog maar staande arbeid
mag verrichten.
De heer Kooien merkt op dat er thans een man minder is,
terwijl de gemeente groter wordt.
De voorzitter zegt dat de plantsoenendienst is overge
gaan naar de W.S.W.-mensen,waarop de heer Kalen zegt dat
de andere vele werkzaamheden die moeten worden verricht op
geen stukken na door de paar mensen kunnen worden uitge
voerd
De voorzitter wil graag bekijken dat de financiële moge
lijkheden in deze zijn