2. De instelling zendt zijn verzoek als hiervoor bedoeld vóór I april
van het kalenderjaar waarvoor het subsidie geldt bij burgemeestei
en wethouders in metvoor de bepaling van de hoogte van het voorschot de
door burgemeester en wethouders nodig geoordeelde bescheiden.
3. Indien het bedrag van het subsidie hoger is dan het daarop verleende
voorschot, wordt het verschil onverwijld uitbetaald, terwijl de instelling
onverwijld in de gemeentekas terugstort het verschil, indien het bedrag
van het subsidie lager is dan het verleende voorschot.
4. Het voorschot wordt aan het begin van elk kwartaal telkens voor een
vierde gedeelte aan de instelling uitbetaald.
Artikel 9.
De aanspraak op het subsidie vervalt:
a) op verzoek van de instelling;
b) indien het schoolbestuur schriftelijk verklaart niet langer prijs i.e
stellen op het vanwege de instelling geven van godsdienstonderwijs op
de onder zijn bestuur staande scho(o)l(en)
c) indien voor de instelling aanspraak ontstaat op een rechtstreeks van
rijkswege voor het godsdienstonderwijs te verlenen soortgelijk subsidie.
d) indien blijkt dat het subsidie middellijk of onmiddellijk aan de (het)
school(bestuur) zelf ten goede zou komen.
Artikel 10.
Ingeval bij het van toepassing zijn van artikel 9 door de gemeente
voorschotten op het subsidie zijn uitbetaald els ware artikel 9 niet
van toepassing, dan stort de instelling deze bedragen, als onverschul
digd betaald, terug in de gemeentekas.
Artikel 11
In de gevallen, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burge
meester en wethouders.
Artikel 12.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden met ingang van
het schooljaar 1976/1977 en kan worden aangehaald als Subsidieverorde
ning godsdienstonderwijs op de school voor gewoon lager onderwijs in
de gemeente Nieuw—Vossemeer.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad der gemeente Nieuw-Vossemeer van
7 september 1976,
De wethouder,
De voorzitter,