3. De gemeenteraad beslist omtrent het verzoekschrift binnen zes maanden na de dag waarop het verzoekschrift is ontvangen. De gemeenteraad kan zijn be slissing eenmaal met ten hoogste zes maanden verdagen. Artikel 4. 1. De gemeente verleent slechts medewerking aan het in bouwexploitatie brengen van grond krachtens een overeenkomst, waarvan een akte wordt opgemaakt. 2. De medewerking behoeft niet te worden verleend, indien: a. de in bouwexploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmingsplan geldt; b. het in bouwexploitatie brengen van grond zou leiden tot strijd met de door artikel 48 en artikel 50 van de Woningwet beschermde belangen; c. het in bouwexploitatie brengen van grond ten gevolge zou hebben, dat ten laste van de gemeente kosten zouden komen als bedoeld in artikel 9, welke, verminderd met de eventueel door anderen als bijdrage in deze kos ten in de gemeentekas gestorte of nog te storten gelden, hoger zijn dan de bijdrage die de exploitant ingevolge deze verordening aan de gemeente verschuldigd is; d. het in bouwexploitatie brengen van grond anderszins te grote kosten of bezwaren met zich zou brengen, met name ten aanzien van het doeltreffend voorzien in riolering, watervoorziening, openbare verlichting, toezicht en openbare diensten; e. het in bouwexploitatie brengen van grond, hoewel overeenkomstig een bestsr mingsplan, anderszins zou leiden tot strijd met de belangen van een stel selmatige, doeltreffende uitbreiding van de bebouwing. 3. De beslissing op een verzoek om medewerking kan worden aangehouden, indien de exploitatie-opzet, die ten grondslag ligt aan de berekening van het ten laste van de exploitant vallende aandeel in de kosten van voorzieningen van openbaar nut, nog niet is vastgesteld dan wel moet worden herzien. In dat geval stelt de gemeenteraad, indien geen weigeringsgrond als in lid 2 ver meld van toepassing is, een termijn vast waarbinnen in de vaststelling of de herziening van de exploitatie-opzet moet zijn voorzien. Burgemeester en wet houders zenden een afschrift van het besluit tot aanhouding met vermelding van de in de vorige zin bedoeld termijn aan de exploitant. Artikel 5. De overeenkomst, bedoeld in artikel 4, houdt bepalingen in omtrent: a. de aard en de omvang van de werken welke de gemeente in verband met de in de overeenkomst bedoelde exploitatie zal uitvoeren; b. de afstand door de exploitant aan de gemeente van de grond bestemd voor de aanleg van de in artikel 2, onder I genoemde werken, vrij van opstallen -met inbegrip van de zich in de grond bevindende resten, zoals funderingen, leidingen en kabels-, in volle en vrije eigendom; c. de ten laste van de exploitant komende bijdrage als bedoeld in artikel 11; d. de tijdsduur waarbinnen de in de overeenkomst begrepen gronden in exploi tatie moeten zijn gebracht en moeten zijn bebouwd. Artikel 6. Voor de medewerking van de gemeente aan het in bouwexploitatie brengen van grond is vereist dat de aan de exploitant toebehorende gronden, gelegen in het gebied dat hij in exploitatie wil brengen en bestemd voor de aanleg van de in artikel 2, onder I, genoemde werken, in volle en vrije eigendom en vrij van opstallen -met inbegrip van de zich in de grond bevindende resten zoals fun deringen, leidingen en kabels- aan de gemeente worden afgestaan. Artikel 7. 1. Alvorens medewerking kan worden verleend aan het in bouwexploitatie brengen van gronden, stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 8, 9 en 1Q een exploitatie-opzet vast voor een daarin exploitatie- gebied. Periodiek wordt nagegaan of de optredende loon- en prijswijzigingen aanleiding geven de exploitatie-opzet te herzien.

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1976 | | pagina 103