GEMEENTE NIEU W-V O S SEMEER
bijlage 9
De raad der gemeente Nieuw-Vossemeer;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 23 maart 1976, nr. 719;
gelet op de artikelen 163 en 195 e.v. der gemeentewet;
besluit
vast te stellen de navolgende verordening:
VERORDENING OP HET GEBRUIK VAN WONINGEN ALS TWEEDE WONING.
Artikel 1
1a Onverminderd het bepaalde in andere verordeningen is het verboden een tot
woning bestemd gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te doen gebrui
ken, als tweede woning of voor andere, recreatieve doeleinden.
b Het verbod onder a geldt niet voor tot woning bestemde gebouwen, die bij
het inwerking treden van doze verordening zodanige bestemming hebben,
c Het verbod onder a geldt echter wel voor do onder b bedoelde woningen, in
dien en zodra zij na de in werking treding van deze verordening in eigen
dom zijn overgegaan.
2. Onder het gebruiken, in gebruik geven of doen gebruiken van een tot woning
bestemd gebouw als tweede woning of voor andere recreatieve doeleinden wordt
in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een tot bewoning
bestemd gebouw ten behoeve van zichzelf of van een ander, zonder dat men of
die ander zijn hoofdverblijf in het tot bewoning bestemd gebouw heeft en er
een redelijks termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of hou
den niet meer geacht kan worden te geschieden met het doel het tot bewoning
bestemde gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of to doen gebruiken voor
permanente bewoning.
3. Onder een tot bewoning bestemd gebouw wordt verstaan een woning of ander go-
bouw, uitsluitend bestemd voor permanente bewoning of een uitsluitend voor
permanente bewoning bestemd gedeelte van een gebouw.
Artikel 2.
1Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in artikel 1lid 1ont
heffing verlenen. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden.
2. Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om ontheffing binnen
twee maanden na ontvangst daarvan. Deze termijn kan door hen éénmaal met twee
maanden worden verlengd.
3. Degone, die handelt in strijd met dén of meer in een ontheffing gestelde voor
waarden, wordt geacht te hebben gehandeld zonder ontheffing.
Artikel 3.
1. Tegen het besluit tot verlenen van een voorwaardelijke ontheffing of tot het
weigeren van een ontheffing, staat voor verzoeker binnen vier weken na de
datum van verzending van de beslissing van burgemeester en wethouders boroup
open op de raad. Tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door burge
meester en wethouders start voor bezoeker beroep open op de rard binnen
veertien dagen na het verstrijken van de termijn, waarbinnen burgemeester en
wethouders hadden moeten beslissen.
2. De raad neemt binnen twee maanden na ontvangst van het beroepschrift een
beslissing. Deze termijn kan door de rand éénmaal met twee maanden worden
verlengd.
Artikel 4.
De opsporing van de in deze verordening genoemde strafbare feiten is, onvermin
derd het bepaalde in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, opgedragen
ann de ambtenuren van bouw- en woningtoezicht dezer gemeente.
M7V0