9 n ai£ laaixav qie aaaixav ap 0 9 laavx 1 ajapuB jo ajajojS Aq) jqasjqaSuBB uapjOM puBd apueejsaq jaq ubb uaguuapuBjaA aSipou ap apmaouaSjsjaa uba uajsoq do jBp uauioquaa -J3A0 Mnoqag apueejsaq jaq uba jBBuaSia ap jam sjauiun ueq Mnoq -Mnaiu ap uba jaAaSjqaejpdo aQ uapjOM ueq pjaasqeajaS jaiu 'uaqez -joojaA noz Mnoqag puBBjsaq Sunqeu uaa jooa japuiq apjaopaq jaiq ap aip MnoqMnatu jBp uapiaj aj aoj pfijjB jam jaMuaAa ja jjaoqaq jiq uajaqazjaA aj uaM -noqaS apueejsaq do uajeueqaijejijuaA ua uajeuBqjaoAjeseS 'ubjbubjj -qooj uba guiqjaM apaoS ap uio ufiz Suejaq uba Suijedaq azap ueq qoo 'uauuaqosaq aj uaMnoqaS apuBBjsaq uba uauiej joop jqaijSep uba Suipajjaoj ap uio guBjaq uba japuozfiq jaq ui si 8uijedaq azaQ joop uaguBAjaA Smssvdaoj ap uoon uayuam aQ Z£ 13RIXHV M'H M 9L8 laW «T appredaq jaq joop puuaqosaq apaui uapjOM sjapnoqqaaqjodXq uba uaSuejaq aQ uap -uozaS uapjOM aj uaAaoqaq noz SuiuunSjaAsguisjijds ap uba jjuqas -jB uaaS jaMSuiuoyx ap uba egg jaqijiB uba guijaSaj ap suagjoA aiM ubb sjauoMaq ap ufiz pjaaqjooAfiq uauunq uapuaqqaqguejag p piq ruauiaudo p pq uba Suissvdaoj ap uoon yuam. sjy guiuungjaAsguisjqds ap jooa puojg -sguijagtaM uaag uajuauiajiedde ap uba sfijd agoq aj sjapnoqjaM ua aajsaauiagjnq uba jaapjoo jaq jbbu uaa si 'pgajagjaAO uapjOM jaoui jjoddBjaijBxej uaa pq jip ui apjeedaq jaq suajqaejq jaMaog g pvj :uauiaudo g pq uba Suissvdaoj ap uoon yuacn sjy pgajagjaAO jpjoM gBBJAUBB ap Ciq M"H 'PH apaaAvj 'p gj,g jaqijJB ui pjaopaq sje Suiuaqaj (aAaijiuijap) ap JBp jsiaaS jaiu rarq si 'uapjOM uauunq jqoejqaSuee uejd jaq ui uag -uigizCiM gou aauiJBBp puBqjaA ui jBpuio uajtnjs uajBMzaq do sjap -noqjaM ua jajsaauiagjnq Ciq ueq uejdsguisjijds apjaopaq jaMguiuo^ ap uba 'pq apjap 'Bgg jaqijje aSjOAaSui 'jaiq jajj j uapuo 'g piq 'jaMguiuOyW ap uba gg jaqijje ui apjBBdaq jaq agjoA -agui uaizjooA jaoui 'SutuunSjaAsguisjijds ap jjajjaq jbm 'guiuapjo -jaAMnoq ap uubbm uauiouagdo uajjuqasjooA ap ufiz jaqijje jip uj :uauiaudo unvjsjuo jay do Huijyayaoj sjy japjozgjaq jo japjaq apuajoqaq piaquaauooM aip jo guiuoAv aip joj puajinjsjin uaa ua piaquaauooM uaa jo (pgizfiMaguo) (pgizCiMaguo) guiuoM uaa uassnj uajaojA g 3 Q8'0 1 jjBp jaq uasia uaa3 ua ajuiirudBjj :sjapjozSjaq azoj uaa uba uba uajaojA jaojA ap jaui 9P 0 jaM uBp 'ijBp jaq :aijBjosi jam uaurezaj -pinjaSjOBjuoo J° 9Z'0 =5 i :sjapjoz3jaq :aijBjosi uba uajaojA -pinjaSjqonj uasia uaag :uapaquaauooM :uapaquaauooM sjapjozSjaq aqfqaddBqos jo uaSuiuoM jo uaSuiuoM -uaamaS uba uajaojA ua uassnj uajaojA uassnj uajaojA uapaquaauooM jo uaSuiuoM -sSuipiaqag -sSuipiaqos uassnj uajaojAsSuipiaqag g 3 (sajjauuosiBUi uba uaguidatpjaAuaAoq do uaguBg JO SJ3UIB3J UBA U3J30JA Atiq) sjapjaq uaAoq uajaojA ua sjapjozgjaq uba uajaojA uba guuapuozjin jaui piaquaauooM jo guiuoM uaa (pgizCiMaguo) (pgizfiMaguo) uauuiq uajaojA agjjaAQ g 3 9 f Z I :pgjzCiMag jgjoA sjb uaguipinpuBB uaA -agaguBB J uiojoq ui apuBBjsjapuo Ciq uapjOM g ua j 'g uaiuuiojoq aQ Bijlage II 1, doch gebaseerd moet zijn op lid 3 van dat artikel. De noodzaak tot zulke aanschrijvingen zal zich slechts zelden voordoen. Een bijzonder geval doet zich echter voor wanneer bij de aanvraag om splitsingsvergunning tevens wordt aangegeven dat het de bedoe ling is om na de splitsing het niet tot bewoning bestemde gedeelte in gebruik te nemen als tot bewoning bestemd gebouw. Deze verandering van bestemming zal vrijwel altijd de noodzaak tot verbouwing van het niet tot bewoning bestemde gedeelte met zich meebrengen. In dat geval moet overwogen worden dat voor die ver bouwing een bouwvergunning nodig is; de aanvraag om splitsings vergunning kan slechts betrekking hebben op de bestaande toestand, afgezien van eventueel toekomstige verbouwingen. Het is nimmer de bedoeling geweest dat de splitsingsvergunning op enigerlei wijze in de plaats gesteld zou kunnen worden van een bouwvergunning. Voor de in dit geval nodige verbouwing zal dus geen aanschrijving moeten uitgaan, maar zal een afzonderlijke bouwvergunning moeten worden aangevraagd. De aldus ontstane woningen zullen derhalve getoetst moeten worden aim de bepalingen van hoofdstuk 3 van de bouwver ordening. Voldoet de te bouwen woning niet aan die bepalingen, dan zal de bouwvergunning (en dus de splitsingsvergunning) moeten worden geweigerd; het moet in strijd worden geacht met de bedoelin gen van de wetgever dat het aantal woningen dat niet aan de eisen van de bouwverordening voldoet, onnodig wordt vergroot. (Toepas sing van artikel 267 van de bouwverordening komt in zulke gevallen dan ook niet aan de orde; bij verandering van bestemming is geen sprake van verbetering van een bestaande toestand) Tot dezelfde conclusie leidt de overweging dat op grond van WW art. 55 voor het in gebruik geven of nemen van een gebouw of een gedeel te van een gebouw dat laatstelijk niet of wederrechtelijk als woonver blijf werd gebezigd, een woonvergunning nodig is. Deze woonvergun ning mag alleen en moet worden geweigerd indien het gebruik in strijd zou zijn met de voor het in gebruik geven of nemen van een gebouw of een gedeelte van een gebouw als hiervoor bedoeld, in de bouwverordening vervatte voorschriften. De model-bouwverordening bepaalt dienaangaande in de artikelen 345 t/m 348 voor zover hier van belang dat het gebouw of het gedeelte van het gebouw niet in gebruik mag worden gegeven of genomen indien het gebouw, voor zover het een woning betreft, in strijd is met de voorschriften voor woningen van hoofdstuk 3 van de bouwverordening, dat wil zeggen de voorschriften voor te bouwen woningen. Wijzigingen in het deel Toelichting ARTIKEL 1 Aan de toelichting op het ontstaan toevoegen: Het begrip „voor publiek bestemd gebouw" is in de verordening op genomen om, in het belang van invaliden, aan bepaalde categorieën van gebouwen eisen te kunnen stellen. Het begrip „voor publiek bestemd gebouw" maakt het mogelijk on derscheid te maken tussen „niet tot bewoning bestemde gebouwen" waar iedereen moet kunnen komen, dus ook invaliden, al of niet per rolstoel, en gebouwen waar weliswaar publiek komt, zoals winkels, maar waaraan de bouwverordening geen speciale eisen van bereik baarheid of toegankelijkheid stelt. De eisen in hoofdstuk 3 gesteld t.a.v. „voor publiek bestemde gebou wen" hebben alleen betrekking op voorzieningen ten bate van inva lide bezoekers, niet op die voor invalide personeelsleden werkzaam in die gebouwen, omdat de Wet plaatsing mindervalide arbeidskrachten slechts op een beperkt aantal kantoren van toepassing is en omdat invalide personeel niet altijd uit rolstoelgebruikers zal bestaan, zodat over de te stellen eisen in het stadium van het beoordelen van de bouwaanvrage nog niets te zeggen valt. Gebouwen voor onderwijs zijn uitgezonderd omdat als regel aan deze gebouwen de nodige eisen gesteld worden door de subsidiërende over heid; het lijkt juister om deze regel ook te volgen met betrekking tot het stellen van eisen ten behoeve van invaliden, mede met het oog op een mogelijke spreiding van aangepaste scholen. Aan de wenken voor de toepassing toevoegen: Onder het begrip „voor publiek bestemde gebouwen" is een aantal categorieën van gebouwen opgenomen waarvan de reikwijdte niet scherp is begrensd. In het algemeen kan worden gesteld dat hier onder gebouwen kunnen worden gerekend die van zodanig belang zijn voor de deelname van invaliden aan het maatschappelijk verkeer dat daarmee de geestelijke volksgezondheid is gemoeid. Als voorbeelden van de hier bedoelde gebouwen kunnen worden aangegeven: gebouwen ter vervulling van wettelijke plichten of tot het uitoefe nen van wettelijke rechten: gemeentehuizen, belastingkantoren, gerechtsgebouwenpolitiebureaus gebouwen voor culturele, geestelijke, medische en/of maatschap pelijke dienstverlening: musea, theaters, bioscopen, concertzalen, kerken, ziekenhuizen, verpleegtehuizen, wijkgebouwen, postkan toren; 4 12-12- '7.5, nr. 7177.

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1976 | | pagina 28