AGENDAPUNT
11
RAADSVERGADERING
21 januari 1975
Bijlage 13
CO DEN R
1.773.12
VOORSTEL TOT HET AANGAAN VAN EEN NIEUWE GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING INZAKE DE
KEURINGSDIENST VAN SLACHTDIEREN EN VAN VLEES VOOR DE GEMEENTEN STEENBERGEN,
DINTELOORD EN PRINSENLAND, HALSTEREN EN NIEUW-'VOSSENEER.
Aan de gemeenteraad.
In het jaar 1939 werd door de gemeenten Steenbergen, Halsteren, Dinteloord
c.a.Nieuw-Vossemeer en Sint Philipsland een gemeenschappelijke regeling inzake
de keuringsdienst voor vee en vlees aangegaan. De regeling verwierf Koninklijke
goedkeuring bij besluit van 6 april 1939 no 34.
In artikel 11 van de regeling wordt bepaald, dat een gemeente uit de rege
ling kan treden, mits een jaar voor het einde van een 5-jarig tijdvak schriftelijk
opzegging gedaan wordt.
De gemeente Sint Philipsland heeft van deze bepaling gebruik gemaakt, ten
einde bij de kring Zeeland te kunnen aansluiten.
De redactie van meergenoemd artikel is evenwel zodanig, dat bij uittreding
van een der deelnemende gemeenten tussen de overigen een nieuwe regeling dient
te worden aangegaan.
Ten aanzien van de thans ontworpen regeling merken wij het navolgende op.
De "keuringskring Steenbergen" belast zich met de uitvoering van de Vlees—
keuringswet, de destructiewet en de veewet. De kringgemeenten maken gebruik van
de noodslachtplaats te Steenbergen.
Ten aanzien van de financiële aspecten is uitgegaan van het in de vlees-
keuringswet verankerde principe, dat de gemeenten de kosten dragen, voor zover
deze niet door het heffen van keurlonen worden gedekt.
De raad van de centrale gemeente besluit tot vaststelling, wijziging of
intrekking van een verordening op de heffing van keurlonen, gehoord de Commissie
van Toezicht, Tot heden werd de methode gevolgd, dat ieder der aangesloten ge
meenten afzonderlijk hiertoe diende te besluiten, wat zeer omslachtig is.
Voorts is in de verordening een bepaling opgenomen, dat zowel bij de be
groting als rekening een beschouwing moet worden gevoegd betreffende de noodzake
lijkheid als mogelijkheid tot verhoging van de keurlonen.
Op uitdrukkelijke wens van de Commissie van Toezicht is mede opgenomen een
bepaling, dat bij uittreding gedurende drie achtereenvolgende jaren een schade
vergoeding verschuldigd is gelijk aan 75,. 50 en 250/i der door de uittredende
gemeente verschuldigde bijdrage in het tekort over het aan de uittreding vooraf
gaande jaar.
■MB