AGENDAPUNT
3
RAADSVERGADERING
28 juni 1974.
Bijlage 1
CODENR.
-2.07.447
ONDERZOEK GELOOFSBRIEVEN EN BESLISSING OMTRENT TOELATING.
Aan de gemeenteraad,
Ingevolge het bepaalde in artikel U 5, lid 1, der Kieswet onderzoekt
uw raad de geloofsbrieven van de tot lid van de raad benoemden. Nu op 29
mei j.l. raadsverkiezingen zijn gehouden dient op grond van het bepaalde
in artikel U 12 dat onderzoek vóór 10 augustus a.s. plaats te vinden.
Door 6 benoemden, die overeenkomstig de door het centraal stembureau
vastgestelde uitslag van de verkiezing kennis hebben gekregen van hun be
noeming, zijn de geloofsbrieven met de daarbij behorende verklaringen aan
uw raad ingezonden. Eén benoemde (mevr. Van Bavel-Koevoetsheeft haar be
noeming niet aangenomen. In haar plaats is benoemd verklaard de heer Jac.
Brocatus. Ook deze heeft inmiddels zijn geloofsbrief, met bijbehorende
stukken, ingezonden. Bij de stukken zijn tevens gevoegd uittreksels uit
het bevolkingsregister der gemeente, getuigende, dat de benoemden hun wer
kelijke woonplaats in de gemeente hebben (art. U 4, lid 4),
Uw raad onderzoekt de geloofsbrieven en beslist over de geschillen,
welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelf oprijzen, waarbij
het onderzoek der geloofsbrieven zich niet uitstrekt tot de geldigheid van
de lijsten en van de verbinding van lijsten, zoals zij door het centraal
stembureau zijn opgemaakt (art, U 5, lid 1 en 2).
Het reglement van orde voor de vergaderingen van uw raad bepaalt in het
eerste lid van artikel 1dat de geloofsbrieven en de overige door de nieuw
ingekomen leden over te leggen stukken worden gesteld in handen van een
door de voorzitter te benoemen commissie van drie leden, die deze be
scheiden zo spoedig mogelijk onderzoeken, daarvan ter vergadering verslag
uitbrengen en de raad, naar aanleiding daarvan, bepaalde voorstellen doen.
Naast het onderzoeken der geloofsbrieven dient uw raad te letten op
hetgeen in paragraaf 2 van het eerste hoofdstuk van titel II der gemeente
wet gesteld is omtrent de vereisten voor het lidmaatschap van de raad en de
daarmede onverenigbare betrekkingen, (art. 21 e.v, der Gemeentewet),