III. Het komt ons gewenst voor,dat in het volgend studie-r
materiaal eveneens melding wordt gemaakt van de re
sultaten van het overleg dat Gedeputeerde Staten
volgens arto3 van het "Besluit op de Ruimtelijke
Ordening" dienen te plegen met "de "besturen van de
provinciesdie aan het in het plan begrepen gebied
grenzen,met de betrokken rijksdiensten alsmede met
daarvoor naar hun mening in aanmerking komende
waterschapsbesturen." Met name wordt in dit verband
bijzondere aandacht gevraagd voor de grensgebieden
van het streekplan,omdat een onderzoek naar de
mogelijke en wenselijke ontwikkeling mede in verband
dient te staan met die van de aangrenzende gebieden
(art,2 van genoemd besluit).
IV. Te weinig heeft de studie zich bezig gehouden met in
artikel 2 lid 2 van het "Besluit op de Ruimtelijke
Ordening" genoemde onderzoek naars
a) de ontwikkeling van de welvaartsbronnen? men
heeft zich beperkt tot een bestudering van de toe
stand zoals die is en men geeft op sommige onderdelen
niet en op andere slechts zeer sumier aan, welke de
welvaartsbronnen van West-Brabant in zijn geheel
dienen te zijn (hopelijk toch niet alleen Moerdijk
en na 1980 Reimerswaal)Met name de positie van de
landbouw en de vele facètten waarin de diensten
sector zich openbaart - waarbij veler werk is be
trokken -^hebben op het onderdeel van de toekomstige
ontwikkeling het noodzakelijk aandeel niet gekregen
art .2 1.2 sub c en e
sociale en culturele ontwikkelingen in de
samenlevingten aanzien hiervan schiet het ge
boden voorontwerp volledig te kort; met belang
stelling zien wij hierbij uit naar hetgeen de
studie(s) over dit deel aan stof zal (zullen)
opleveren (art.2 1.2 sub d en e).
V. In samenhang met het sub IV gestelde kan het voor
ontwerp verweten worden te weinig inzicht te geven
over en zelfs veelal geen visie te ontwikkelen be
treffende de functies van de kleine kernen inzake
wonen,werken en recreëren. De benadering van deze
gemeenschappen is negatief.
VI. Het voorontwerp ademt te zeer een geest van supre
matie der Ruimtelijke Ordening; aan de ruimtelijke
ordening wordt alles ondergeschikt gemaaktterwijl
het juist zaak is ruimtelijk te ordenen wat er zich
aan alle facetten van het leven van mens,dier en
plant in dit gewest voordoet en zal voordoen.
De studie gaat dan ook herhaaldelijk geheel of ten
dele voorbij aan ontwikkelingen die zich aangediend
hebben en zich nu in meer of mindere mate hebben
waar gemaakt, terwijl zij anderszins opteert)voor
ontwikkelingen waarmede nog geen begin is gemaakt
en waarbij ook niet uit de aard der zaak volgt,dat
er binnen korte tijd zulk een ontwikkeling dan wel
een ontwikkeling in die mate zich zal aandienen.
VII.Wil men West-Brabant tot een krachtig deel der
provincie ontwikkeld zien dan zal aan de bestuur
lijke aspecten niet voorbij kunnen worden gegaan.
Dit aspect, dat ten nauwste verband houdt met maat
schappelijke ontwikkelingen in dit gewest, kan niet
als een aangelegenheid worden beschouwd die het
streekplan vrijblijvend laat liggen.
Omdat het hier nog een informeel stadium betrof
heeft de raad er zich van weerhouden tot in concre-
to in te gaan op de studie, desniettemin komen U de
opmerkingen hopelijk voldoende gewichtig voor om
daarmede rekening te houden.