De heer VAN MEEL zegt dat dit nog niet betekent dat de heer DAM morgen op straat wordt gezet,waarop de VOORZITTER zegt dat hier verder oprecht en eerlijk naar mogelijkheden zal worden gezocht. De heer VAT LOENHOUT komt nog even terug op het plaatsen van een advertentie in dorpsbelang,waarop de VOORZITTER zegt dat het hierom niet gaat,doch dat het gaat om de kwestie,wie een ambtenaar bij openbare werken benoemt. De heer VAN LOENHOUT wil er alleen maar aan herinneren dat de kwestie tot het plaatsen van een advertentie geen_ raadsbesluit is geweest,doch dat dit maar in een commissie vergadering is besloten. De VOORZITTER zegt dat dit inderdaad in een informele bespreking is geweest,doch dat het voorstel tot het zich uitspreken wie de ambtenaren bij openbare werken benoemt, hier in de raad is geweest en dat met algemene stemmen is besloten deze mensen door de raad te laten benoemen. De heer PERDAEMS zegt dat deze moeilijkheid er nu niet zou zijn geweestwanneer Burgemeester en Wethouders des tijds een advertentie zouden hebben geplaatst envindt het niet goed dat men nu met een voorstel komt voor iemand die men meer dan een jaar geleden reeds in dienst heeft genomen, en waarover de raa^d uiteindelijk beslist. De heer PERDAEMS steltdatwanneer er een vacature is het volgens hem de juiste weg is,direct een advertentie te plaatsen en niet eerst Burgemeester en Wethouders een man annnemen. De VOORZITTER zegt dat dit hier een arbeidsovereenkomst betrof,niet een aanstellingen dat het niet gebruikelijk is hiervoor een advertentie te plaatsendoch dat men^ meestal voor onbepaalde tijd op arbeidsovereenkomst iemand in dienst neemt,en dat Burgemeester en Wethouders deze be voegdheid hebben. De VOORZITTER steltdatwanneer de heer PERDAEMS zegt dat men dit toen niet had moeten doen,dan is de heer PERDAEMS met deze opmerking meer dan een jaar te laat. De heer PERDAEMS zegt dat de raad toen niet is geraad pleegd terwijl het toen al de bedoeling was een vast man bij de gemeente aan te stellen. De VOORZITTER zegt dat,en dat heeft men in het voorstel van zo juist kunnen lezen,ware de weg er maar geweest en ware niet de raad de instantie geweest die zou benecmen, dan zou,zoals de kaarten nu gelegen hebben,inderdaad do heer DAM als ambtenaar zijn aangesteld. De VOORZITTER stelt ook nog dat B.en W voor do arbeids- contractant destijds het crediet heeft gekregen en dat men vanuit de raad geen aanmerkingen heeft gekregen,terwijl de raad toch wist dat de heer DAM bij de gemeente werkte. Tot slot wil de VOORZITTER nog stellen dat de raad nu een uitspraak moest doen en dat dit vanavond is gebeurd. Deze uitslag is volgens de VOORZITTER vervelend voor de man in kwestie en misschien ook vervelend voor het college van Burgemeester en Wethouders, maar uiteindelijk heeft de raad beslist. De heer VAN LOENHOUT wil nog wel duidelijk stellen dat de huidige Voorzitter van de raad hierin geen schuld treft, doch zegt dat de vorige Burgemeester belofte aan de heer DAM heeft gedaan en deze nu ongedaan maken dat vindt de heer VAN LOENHOUT een onrechtmatige daad. De VOORZITTER zegt dit destijds kan zijn geschied door het feit dat het recht van benoemen toen ook nog bij Burgemeester en Wethouders was. 5 I

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1968 | | pagina 45