Burgemeester
Het is niet de gewoonte, zoals U bekend is, dat ambtenaren
in een officiële raadsvergadering het woord vragen, doch ik ben
blijdat U voor deze keer wilt afwijken van die gewoonte en
mij toestaat enige woorden speciaal tot U te richten.
Burgemeester, op de eerste plaats natuurlijk van harte
gefeliciteerd met Uw promotie, ik mag hierbij ook Uw vrouw
en kinderen betrekken.
Een felicitatie aan Uw adres, maar tegelijk een condolance
aan onze gemeente.
Want burgemeester hoe graag wij ook U deze promotie gunnen,
Uw vertrek is ontegenzeggelijk een verlies voor onze gemeenschap.
Wie anders dan.juist wij als Uw naaste medewerkers kunnen
en mogen dit stellen.
Het was dan ook voor ons haast niet te geloven, toen U
met nog een bleek gezicht vol emotie van de ontvangen mededeling
van benoeming op de secretarie kwam binnenlopen, met de woorden:
"De bruggetjes van de Kreek zal ik niet meer meemaken".
V/ij werden er gewoon stil van.
Een burgemeester, een goed vriend, gaat je weer verlaten, och
dat dit eens zou moeten gebeuren, was voor ons een duidelijke
zaak, maar zo snel, nee. Het is te vlug gegaan.
Hoeveel plannen, waarvan U de geestelijke vader bent
geweest, staan nog niet op stapel en wachten op afwerking.
Gelukkig is het samenspel tussen U als bestuur en ons
als administratie zo geweest, dat wij voldoende inzicht hebben
gekregen om de lopende zaken af te werken.
Ik kan dan ook ten volle Uw woorden onderschrijven, dat
U geen zinkend schip verlaat. In tegendeel.
Wel verliest het schip zijn kapitein, waarbij het voor
ons allen prettig was om bij te werken.
De onderlinge verhoudingen waren van dien aard, dat steeds
tot een goed overleg kon worden gekomen, ook al liepen misschien
de meningen weieens uiteen.
Als hulptroepen op Uw schip hebben wij steeds onze
volledige inbreng kunnen doen.