215
De heer ROOZEBOOM stelt voor eerst te zien hoe of deze maat
regel werkt en wanneer mocht blijken dat het snelverkeer te
veel hinder ondervindt van het bromfietsverkeer,dat dan tot
verbreding van het rijwielpad wordt overgegaan.
De VOORZITTER zegt dat Burgemeester en Wethouders deze maat
regel wederom kunnen intrekken wanneer blijkt dat deze niet
aan de verwachtingen voldoethoewel de VOORZITTER zelf van
mening blijft dat de verbreding van het rijwielpad met 25 cm
toch niet de gewenste oplossing brengt.
De heer ROOZEBOOM zegt dat bij het te smalle rijwielpad er
nog een hindernis is bijgekomen,n.m.de beplanting.De heer
ROOZEBOOM bedoeld niet zo zeer de hoogte,maar de breedte van
deze beplanting is voor dit rijwielpad ook nog een hindernis,
waarop de VOORZITTER zegt dat deze beplanting toch regelmatig
wordt gesnoeid.
De heer ROOZEBOOM maakt nog aanmerking op het feit dat aan
beide zijden van het rijwielpad een halve tegel zowat onder
het gras is gegroeid.
De VOORZITTER zegt dat ook dit regetmatig wordt schoonge-
houdenwaarbij de heer ROOZEBOOM opmerkt dat dit al een tijd
is geleden. De VOORZITTER merkt hierbij op dat men in het
zomer-seizoen nog wel een man extra zou kunnen gebruiken.
Volgens de heer ROOZEBOOM zit hier nog een ander probleem
dit aan vast en hij wil/niet wijten aan de VOORZITTERmaar ook
Wethouder VAN MEEL zou hier volgens de heer ROOZEBOOM de
werkzaamheden mede kunnen helpen regelen,daar deze toch tijd
genoeg heeft.De heer ROOZEBOOM bedoelt eigenlijk dit,dat de
werkzaamheden aan de gemeente,die er plaats moesten vinden,
niet op het juiste moment gebeurd zijn.De heer ROOZEBOOM heeft
o,a.geconstateerd dat er in de zomermaanden gestraat is,o.a.
in de Schoolstraatin de tijd dat er volgens de heer ROOZEBOOM
gewied moest worden.Straten zou volgens de heer ROOZEBOOM
moeten gebeuren wanneer het wieden achter de rug is en hij
merkt hierbij nog op dat een landbouwerdie in de wiedtijd
zakken laat stoppen,fout is.
De heer VAN MEEL zegt dat dit straten is gebeurd juist tegen
de wiedtijdwaarop de heer ROOZEBOOM zegt dathoe vroeger men
laat wieden hoe beter,want dat,als men daarmee eenmaal voor
is,men voor blijft
De VOORZITTER zegt dat men over een bepaalde volgorde van
een werkprogramma altijd kunt praten,maar dat een vast pro
gram opstellen voor de gemeentewerklieden hier een onmogelijke
taak is,daar hier dikwijls zoveel onverwachte zaken tussen
door komen en dat men dikwijls zé afhankelijk is van bepaalde
situaties. De VOORZITTER geeft naar aanleiding hiervan enkele
voorbeelden,zoals het uitvallen van de grasmaaierslechte
weersomstandigheden en het plaatsen van borden aan de zeedijk,
enz,