6. 7. 8. 172. VOORSTEL TOT BENOEMING VAN EEN EERSTE AMBTENAAR VAN DE BUR GERLIJKE STAND. (Dosi. 1.755* 1) De VOORZITTER zegt dat door het ontslag Van de heer AUG. GIJSELjde vacature is ontstaan van eerste ambtenaar van de burgerlijke stand en dat hiervoor door Burgemeester en Wet houders een aanbeveling is gedaan van 2 personen,t.w. 1,de heer A.A.VAN OVERVELD, en 2.de heer FiA.J.MAES. Als stemopnemers worden aangewezen de heren JAC.BROCATUS en MiC.ROOZEBOOM» Bij aanwezigheid van 5 raadsleden,blijken,na schriftelijke stemming te zijn uitgebracht 5 geldige stemmen,waarvan 5 stem men op de heer A.A.VAN OVERVELD,zodat is besloten* I.met ingang van de dag zijner beëdiging,als eerste ambtenaar van de burgerlijke stand te benoemen:ANTONIUS ADRIANUS VAN OVERVELD,geboren 30 juni 1925 te Steenbergen en wonende te Nieuw-Vossemeer; II.de pensioengrondslag van ANTONIUS ADRIANUS VAN OVERVELD voornoemdmet ingang vhn de dag zijner beëdiging vast te stellen op: f.318ip- BEEDIGING VAN DE GEMEENTEONTVANGERDos s08 i 23 De VOORZITTER zegt dat bij raadsbesluit van 7 augustus 1959 met ingang van 1 september 1959 is benoemd tot gemeente-ont vanger de heer C.VAN GURP* en dat, volgens de gemeentewet, alvorens zijn werkzaamheden een aanvang te nemen,deze persoon, in de vergadering van de raad,in handen van de VOORZITTER, de zuiveringseed en de ambtseed dient af te leggen. De VOORZITTER verzoekt de heef C.VAN GURP en de heren leden van de raad te gaan staan. Hierna legt de heer C.VAN GURP als gemeente—ontvanger,in handen van de VOORZITTER, de bij artikel 115 der gemeentewet vereiste eden af. RONDVRAAG: De heer SWAGEMAKERS vraagt nog eens hoe of men denkt over de slechte toestand,waarin de A.M.de Jongstraat nog steeds verkeert De VOORZITTER zegt dat dit in het college van Burgemeester en Wethouders is besproken en dat,zodra de gelegenheid er is, het nodige hieraan gedaan zal worden. De heer SWAGEMAKERS vraagt of voorlopig een paar grote put ten in deze ötraatvooraan bij de woningenkunnen worden opge haald. De VOORZITTER zegt dat dit,zodra mogelijk,zal gebeuren. De heer MOELKER vraagt of misschien de mogelijkheid onder zocht zou kunnen worden om te komen tot het stichten van een badgelegenheid, een z.g.badhuis,om de mensen van Nieuw-Vosse meer de gelegenheid te geven om zich te baden en dit tegen een bepaald tarief.

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1959 | | pagina 41