11.
168
RONDVRAAG:
De heer A„W.FREE vraagt wanneer er een begin wordt gemaakt
met het aanbrengen van de nieuwe slijtlaag op de Molenweg,
waarop de VOORZITTER mededeelt dat dit werk,volgens afspraak
zal beginnen vóór 15 augustus.
De heer M,C.ROOZEBOOM wil in deze rondvraag nog eens terug
komen op de plêchtige raadszitting bij het afscheid van de
Gemeente-Secretaris Gijsel en deelt mede dat na de raadsver
gadering gehouden vóór die plechtige vergadering,door de
VOORZITTER toen is gevraagd wie van de raadsleden op die
afscheidsvergadering het wooril wenste te voeren en dat toen
door hem (ROOZEBOOM) is gezegd dat hij inderdaad op die
afscheidsvergadering wel een kort afscheidswoord wilde
spreken en dat toen,naar de mening van de heer ROOZEBOOM,
door de heer MOORS nog is gezegd dat hij (ROOZEBOOM) dit
zou kunnen doen namens de raad.
De heer ROOZEBOOM zegt dat vlak voor die bewuste afscheids-r
vergadering de VOORZITTER hem mededeelde dat niet hij(R002F
BOOM) doch de heer VAN MEEL zou spreken namens de raad, en
dat toen,nadat de VOORZITTER en wethouder VAN MEEL gesproken
hadden, de VOORZITTER de plechtige raadszitting sloot.
De heer ROOZEBOOM meentwanneer hij van te voren dit ge
vraagd heeft,dat hij dan toch wel het recht had in zo'n
raadsvergadering het zijne te zeggen en vraagt wat de reden
hiervan was,
De VOORZITTER stelt dat dit een kwestie is buiten de orde
van de raadsvergadering.daar dit betrekking heeft op het
besprokene in een bijeenkomst na een raadsvergadering.,
de VOORZITTER wil hierop toch antwoorden.
De VOORZITTER had op die bespreking gesteld,dat het prettig
zou zijn dat er iemand zou spreken namens de raad,dat toen
overwogen is wie dat zou zijn,dat toen inderdaad de naam
van de heer ROOZEBOOM is genoemd,doch dat toen niet door
de heer MOORS is gezegd dat dit wel iets zou zijn voor de
heer ROOZEBOOM,maar dat toen wel is gezegd dat dit iets
zou zijn voor de heer VAN MEEL.
Na die bespreking stond het voor de VOORZITTER vast dat de
heer VAN MEEL namens de raad zou spreken en het cadeau zou
aanbieden,en dat,toen de VOORZITTER vernam dat de heer
ROOZEBOOM'ook namens de raad wilde spreken dit geen zin
en doublures wilde voorkomen.De VOORZITTER vond het echter
wel ROOZEBOOM:s goed recht dat deze zou spreken na de ver
gadering, tegelijk met de diverse andere sprekersmaar namens
de raad.kon volgens de VOORZITTER maar een persoon spreken,
en dat was wethouder VAN MEEL.Dit was volgens de VOORZITTER
ook al geregeld in het college van Burgemeester m Wethouders