f. gebouwen op binnenterreinen, mits zij op grond van artikel 37 mogen worden gebouwd* h. aan- en uitbouwen •■elke buitenwerks gemeten niet hoger zijn dan de bovenzijde van de laatste volledig boven het terrein ge legen bouwlaag van het gebouw zelf en niet hoger dan (4,5) m boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij vol tooiing van de bouw; k. een bij een eengezinshuis behorende vrijstaande bergplaats voor huishoudelijke doeleinden, met een grotere oppervlakte dan 9 ml of een grotere hoogte dan 2,5 m boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw; m. bijgebouwen, andere dan bedoeld onder j en k, waarvan de gootT of boeiinghoogte niet hoger dan (3)m is boven de gemiddelde hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw. Artikel 12, Van artikel 49 wordt de titel: Brf bij tot bewoning bestemde gebouwen. Het artikel wordt in zin geheel vervangen door: 1 Bij een tot bewoning bestemd gebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvat die: a. vanuit het gebouw toegankelijk is; b. over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achter gevel c. voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is begrepen tussen het verlengde van de zijgevels, een diepte heeft van ten minste 5 m. 2. De maat genoemd in lid wordt gemeten haaks op de achtergevel- rooilijn, vanuit het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw. Daarbij blijven de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 47, alsmede balkons en veranda's, buiten beschouwing. 3. Vrijstelling kan worden verleend: a. voor wat de aanwezigheid var. het erf betreft, indien de ge- lijkstraats gelegen bouwlaag van het gebouw niet is bestemd tot bewoning of tot bij woningen behorende bergplaatsen; b. van het bepaalde onder lid 1, onder a, indien het erf deel uitmaakt van een gemeenschappelijke tuin en de benedenwoningen beschikken over een open ruimte die ten minste dezelfde opper vlakte heeft als de balkons bedoeld in artikel 77, lid 1; c. van het bepaalde in lid 1, onder b en c: indien een gunstige andere indeling van het erf aanwezig is; 2. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegen over elkaar liggende zijden grer aan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een w< en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen en welk terrein slechts aan één van die twee -jjden mag worden bebouwd, een en ander mits een erf van rede lijke afmetingen aanwezig is. Artikel 3 Artikel 50, lid 1, wordt gelezen als volgt: 1 Het bij een eengezinshuis behorende erf mag, voor zover het achter dat huis is gelegen, slechts zijn bebouwd met: a, een bergplaats voor huishoudelijke doeleinden met geen grotere inwendige oppervlakte dan 9 m2 en geen grotere uitwendige hoogte dan 2,5 m;

Raadsnotulen

Klundert: mei 1933-1996 | 1970 | | pagina 7