Artikel 4.
In artikel 17 wordt aan lid 1, aansluitende aan de onder b ver
melde zinsnede toegevoegd:
"Niet van toepassing is het bepaalde onder b, indien de aan
vraag betrekking heeft op een woonkeet".
In lid 3 wordt het bepaalde onder d vervangen door:
"d, de verandering of vernieuwing van een gebouw zonder wijziging
van het uiterlijk daarvan."
Artikel 5.
In artikel 18, lid 1, vervalt de navolgende zinsnede:
"met dien verstande, dat in geval goedkeuring van het werk
als bedoeld in artikel 17, lid 4, van de Wederopbouwwet is
vereist en deze op de dag van ontvangst van de bouwaanvraag
nog niet is verleend, de termijn van twee maanden aanvangt met
de dagtekening van deze goedkeuring".
Artikel 6.
In artikel 19 wordt aan het slot van lid 2 voor de woorden
"de minister van Onderwijs en Wetenschappen" gelezen "de minister,
belast met de zorg voor de monumenten".
Artikel 7.
In artikel 21 wordt in lid 1 het bepaalde sub c en d vervangen
door:
"c. voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet
of de provinciale of gemeentelijke mnnumentenverordening is ver
eist en deze niet is verleend".
Artikel 8.
In artikel 41 wordt het bepaalde onder g gelezen als volgt:
hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, mits deze
hijsinrichtingen geen grotere reikwijdte hebben dan 1 m voor de
voorgevelrooilijn en niet lager zijn geplaatst dan 4,2 m boven
de hoogte van de weg.
Artikel 9.
In artikel 42 wordt-1. veranderd in m. en wordt een nieuw 1.
tussengevoegd, luidende:
1. bouwwerken geen gebouwen zijnde, die naar hun aard en be
stemming op een voor de voorgevelrooilijn gelegen erf toelaat
baar zijn.
Artikel 10.
In artikel 44 wordt de tweede zin van lid 1 gelezen als volgt:
Niet van toepassing is voorgaande bepaling:
a. in de gevallen genoemd in artikel 41 en in die waarin de
vrijstelling genoemd in de artikelen 42 en 43 is verleend;
b. in de gevallen genoemd in artikel 47 en in die waarin de
vrijstelling genoemd in artikel 48 is verleend, voor zover het
bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst;
o. in de gevallen waarin de in lid 2 bedoelde nadere eis wordt
gesteld.
Artikel 11
In artikel 48 wordt het bepaalde onder f, h, k en m gelezen
als volgt: