- -2- plaatselijke bestuurscollege. Als raad, dit sta U allen aanstonds duidelijk voor ogen. Tot uitsluiting van mogelijk enig misverstand^ moge ik het misschien voor een ogenblik kras formuleren? als indivi dueel raadslid buiten de vergadering bent U -bestuurlijk beschouwd- niets. Bestuurlijk beschouwd; of en in hoeverre de maatschappelijke bejegening, die ge ervaart, beantwoordt aan de hoogheid van Uw ambt, zal zoal niet geheel dan toch wel in bijzondere mateafhangen van de wijze, waarop ge aan het beleven van Uw ambtseed inhoud en gestalte vermoogt te geven. Helder moet ge U bewust zijn, dat ge als bestuurder der ge- meente en niet als vertegenwoordiger van een bepaalde groepering, fractie of factie hier Uw taak gaat vervullen. V/el ligt aan Uw be staan als raad een rijk geschakeerde uitspraak van de mondige bur gerij ten grongslag, doch dit mag U er niet toe brengen ook maar een ogenblik te veronderstellen, dat ge dus een vertegenwoordiger zoudt zijn van een der politieke schakeringen. Bepaaldelijk niet. Zodra ge "in rade verenigd" gaat handelen, zijt ge geroepen tot on afhankelijk, tot zelfstandig optreden. Ge zijt niet de mandataris 01 lasthebber van wie of wat dan ook. En ge moogt U ook nimmer vernede ren en Uw ambt omlaag halen door U als zodanig te gedragen. Ge ver tegenwoordigt geen belang, maar ge zijt geroepen tot behartiging van het gemeentebelang. Indien ge nu mocht menen, dat een en ander beoogt een vragen om afstand te doen van het beginsel, dat ge belijdt, om verloochening van de grondgedachte van Uw geestelijk zijn dan is het haast te veel gevergd, dat ik zulks zou gaan tegenspreken. Niet anders toch is de bedoeling dan om klaar en duidelijk te stellen, dat ge inzelfstan~ digheid en onafhankelijkheid hebt te overwegen en_te beslissen naar eigen eer en geweten. Het is de parafrase van artikel 51 der gemeen tewet; De leden (van de raad) stemmen zonder last van of ruggespraak met hen, die benoemen. Het is duidelijk, dat het betrachten van deze norm onmisbare voorwaarde is voor de juiste vervulling van Uw ambt niet alleen, doch tevens de uitoefening van Uw taak veel lichter maakt dan anders mogelijk zou zijn. Vertrouwen als fundament voor de enig goede ver houding tussen bestuur en bestuurden kan slechts gevonden worden in de weg van het bestellen van recht en gerechtigheid. Handhaaf daarom de geschetste grondgedachte voor het bestuur onverkort. Uw gezag zal dan geen dode formule zijn, maar een levend en bevruchtend element van onze plaatselijke samenleving. Na deze beknopte weergave van de grondgedachte voor het bestuur lijk handelen, moge ik nog een ogenblik Uw aandacht vragen voor enkele punten ten aanzien van de vorm, de wijze waarop wij elkaar in het werk ontmoeten. Het betreft enkele formele regels, waarvan ge de nadere uitwerking vindt in het U overhandigde reglement van orde voor de vergadering van de raad. Vóór elke vergadering ontvangt U de agenda met de voorstellen welke het college van burgemeester en wethouders heeft voorbereid. De stukken, waarvan de kennisneming tot de bevoegheid van de raad behoort en welke niet of bezwaarlijk kunnen toegezonden worden, liggen enkele dagen, voorafgaande aan de vergadering, voor U ter inzage. Onnodig is het te zeggen, dat ieder Uwer het recht heeft over elk voorstel dat ter tafel komt het woord te voeren. Slechts dient ge er rekening mede te houden, dat elk lid niet meer dan tweemaal over hetzelfde voorstel spreekt. Mocht het naar het oordeel van een Uwer nodig zijn voor de derde maal in dezelfde aangelegenheid het woord te vragen dan ben ik gehouden, daarover het gevoelen van de raad in te winnen. Een dusgenaamde "rondvraag" wordt in onze vergadering niet gehouden. Dit betekent niet een verkorting van het U toestaande recht tot het inwinnen van de nodige inlichtingen. Artikel 216 der gemeentewet garandeert U zonder meer het recht van interpellatie. Tot het houden van een interpellatie is het fiat van de raad ver eist. Daarnaast is er de een-voudiger vorm van het stellen van schriftelijke vragen aan het college van burgemeester en wethouders. Deze vragen worden met het daarop gegeven antwoord ter kennis ge bracht van de raad. Overigens is het vanzelfsprekenddat de wet houders, de secretaris en ik U van harte gaarne van dienst zijn in

Raadsnotulen

Klundert: mei 1933-1996 | 1962 | | pagina 74