stellen gedaan inzake aankoop van een
ambtswoning, maar de Raad heeft die alle
van de hand gewezen.
Een verhuizing brengt groote kosten mede
en is thans ook zeer moeilijk in verband met
den gezondheidstoestand van sprekers vrouw.
Dhr. MUNTERS zegt: Toen U gehuwd is
was er geen woning te huur; U heeft toen
gesproken over een woning koopen. Als U
toen binnen korten tijd was vertrokken zat
de gemeente nu met de woning en het is niet
zeker, dat de nieuwe Burgemeester daarin
zou willen gaan.
De VOORZ. merkt op, dat als een gemeen
te eenmaal een ambtswoning voor den Bui-
gemeester heeft, deze moreel verplicht is de
woning te betrekken. Daar de gemeente toen
echter meende niets te moeten doen en ook
letterlijk niets gedaan heeft om den Burge
meester in Klundert te houden, is het beter
hem thans ook vrij te laten.
Aangezien echter blijkbaar de Raad in deze
aan de zijde der Wethouders staat zal aan
Ged Staten worden medegedeeld, dat de
Raad bezwaar heeft tegen de verlenging van
de uitwoning.
Dhr. D. C. KNOOK wil nog iets verder
gaan dan de heer Munters. Afgezien van het
financieel bezwaar acht spreker het ge-
wenscht dat de Burgemeester in de gemeente
woont en clan te allen tijde te bereiken is.
De VOORZ. vraagt of de heer D. C. Knook
het voorstel dan wenscht te wijzigen.
Dhr. D. C. KNOOK zegt ten volle accoord
te gaan met het voorstel der Wethouders.
Hierop wordt zonder hoofdelijke stemming
besloten op het verzoek niet gunstig te ad-
viseeren.
e. VERZOEK A. C. SEGEREN OM
VERLAGING HUISHUUR.
B. en W. stellen voor de huur van f 3.75
op f 3.50 te brengen.
Deze huurwaarde is ongeveer 10 van
het salaris, zoodat B. en W. van meening
zijn niet verder te mogen gaan.
Voor verhuizing naar een andere woning
behoeft men niet te vreezen, daar B. en W.
zich verstaan hebben met den inspecteur en
op diens medewerking kan gerekend worden.
Dhr. VAN DER HEIJDEN meent, dat het
huis niet op stand staat. Spr. vergelijkt het
huis met de woning van den Rijksveldwachter.
Daarbij is geen electrisch licht in de woning.
Spr. stelt voor de huur te brengen op f 3.—
per week.
VOORZ. is het hiermede niet eens. De
Rijksveldwachterswoning is minder van
stand en daarbij vochtig.
Daarbij komt dat de woning van dhr. Se-
geren gebouwd is op verzoek. Hierdooi be
staat er ook een moreele verplichting,
Dhr. MUNTERS is het met dhr. v. d.
Heijden eenigermate eens. Spr. informeel t
of er salarisverschil bestaat tusschen den
Rijksveldwachter en den commies Segeren.
VOORZ. zegt dit niet te weten.
Dhr. MUNTERS Vindt, indien er geen
salarisverschil bestaat onbillijk, wanneer de
ze twee heeren verschil van huren betalen.
Spr. stelt voor beide huren te biengen
op f 3.
'VOORZITTER herhaalt, dat de woning
van den Rijksveldwachter minder in stand is
en licht het een en ander nader toe.
Spr. wijst er verder op, dat de gemeente
blij was een Rijksveldwachter gekregen te
hebben, daar dit een besparing is van een
gemeenteveldwachter
We moeten het Rijk terwille zijn.
Weth. KNOOK meent te weten dat de sala
rissen gelijk zijn.
Dhr. MUNTERS wijzigt zijn voorstel in
dien zin, dat bij verschil van salaris, verschil
van huur zal zijn.
VOORZ. merkt op, dat de Rijksveldwachter
misschien te royaal behandeld is, maar spr.
meent het voorstel van B. en W. te moeten
handhaven.
Dhr. LIGT HART is het met het voorstel
van dhr. Munters eens.
Dhr. VAN ES is het eveneens eens om de
huren gelijk te maken op f3.—.
VOORZITTER zegt dat B. en W. voor ver
laging van dhr. Segeren niet verder gaan dan
tot f 3.50.
Dhr. VAN ES meent, dat bij even motie
ven, even rechten behoort.
VOORZ. zegt, dat een der motieven voor
de huur van f2.50 voor den Rijksveldwach
ter ook is geweest, dat hij in de vorige stand
plaats ook maar f2.50 betaalde.
Dhr. VAN DER HEIJDEN meent, dat de
woning primitief is.
VOORZ. ontkent dit, daar de woning voor
5 jaar pas gebouwd is.