BAKFIETSEN EN RIJ- OF VOER TUIGEN ONDER BRANDENDE STRAATVERLICHTING. Na een korte toelichting vah den Voorzit ter wordt de ontwerp-verordening van B. en W. door den Raad vastgesteld. 6. WIJZIGING OVEREENKOMSTIG STRAATVERLICHTING TE MOER DIJK. In verband met aanmerkingen van Ged. Staten worden hierin enkele kleine wijzigin gen aangebracht. 7. VERZOEK A. HARMSEN AANKOOP L GROND. De VOORZ. deelt mede dat het perceeltje J L behoort bij de gemeenteloods aan het eind van de Burg. v. d. Elststraat en dat de ge meente-architect het niet wenschelijk acht, dit stukje grond te verkoopen, daar de gemeen te het in de toekomst noodig kan hebben voor opslagplaats voor materialen. Voorts zegt spr. dat bij verkoop van ge meentegrond steeds verboden wordt pulp of andere stank verspreidende stoffen daar te brengen. Daar kooper het voor dit doel wenscht te koopen, adviseeren B. en W. op dit verzoek afwijzend te beschikken. Dhr. VAN DER HEIJDEN betoogt dat de gemeente het geld goed kan gebruiken en dat er wat het stankverspreiden aangaat, in de gemeente meer oogluikend wordt toege laten. De VOORZ. zegt dat de schuld van de ge meente niet groot is, maar in verhouding van andere gemeenten gunstig is te noemen. Spr. meent dat wat het geld betreft dit geen door slag kan geven. Wat de strafverordening - aangaat, merkt hij op, dat het moeilijk is voor de bestaande bedrijven dit streng door te voeren, maar dat de Raad dit zelf niet in de hand mag werken. Dhr. VERMEULEN betoogt dat adressant, in verband met zijn toegang tot zijn terrein dezen stook grond voor zijn bedrijf noodig heeft. Wat pulp en andere dingen betreft, kan een verbod in de koopakte worden opgeno men. De VOORZ. zegt dat de grond noodig kan zijn voor de gemeente. Dhr. DE GAST merkt op dat als de ge meente een afscheiding maakt, het adressant onmogelijk gemaakt wordt met zijn kar naar boven te komen. Dhr. MUNTERS ondertreept de opmerking van de Gast en Vermeulen en zegt dat wat de lucht betreft dit nogal los zal loopen. Wat de opslagpaats betreft is er volgens spr. nog ruimte genoeg over. De VOORZ. meent dat de meerderheid van den Raad voor verkoop is. Spr. vraagt mach tiging tot verdere afhandeling. Een der leden informeert naar den prijs. VOORZ. hoopt dat B. en W. nog zooveel vertrouwen hebben dat de Raad dit aan hun overlaat. Dhr. VAN DER HEIJDEN informeert of adressant niet geholpen is als hij een pad krijgt. Dhr. MUNTERS zegt er slécht bekend te zijn, maar meent dat dit niet het geval is. Weth. VAN DE WIEL stelt voor tot aan houding als de behoeften niet van directen aard zijn. B. en W. en Raad kunnen zich dan alsnog op de hoogte stellen. Dhr. VAN DER HEIJDEN vraagt of het niet te regelen is door het in erfpacht te geven. De VOORZ. kan er zich mee vereenigen dat het stuk aangehouden wordt. Dhr. MUNTERS: Ik geloof VOORZ. hamert. Dhr. MUNTERS poogt niettemin nog iets te zeggen. VOORZ.: U bent er niet naar wezen kijken en u voert nu de derde maal het woord De Raad keurt de aanhouding goed. 8 VERZOEK COMMISSIE WERKVER RUIMING IN WEST-BRABANT OM SUBSIDIE. De VOORZ. deelt mede, dat de Voorzit ter van deze commissie nog geen officiëele mededeelingen kon geven, maar dat er ver schillende werken op til zijn. In verband hiermede adviseeren B. en W. tot aanhouding totdat er meerdere gegevens bekend zijn. Dhr. VAN DER HEIJDEN vraagt of de ontwatering der landerijen geen geschikt ob ject is. De VOORZ.: „Dat behoort tot de Domei nen".

Raadsnotulen

Klundert: mei 1933-1996 | 1935 | | pagina 38