Zoals U bekend,heeft de Provincie in de mogelijkheden behoorlijk het mes gezet. Als gemeentebestuur hebben wij hiertegen bezwaar aangetekend. De Raad van State heeft in uitspraak op het bezwaarschrift gesteld, dat de Pro vincie niet helemaal gelijk had en ook niet helemaal ongelijk. Er zijn zeer kwets bare gebieden bij. Daar zullen nadere regelen moeten worden gesteld. Onder meer om deze redenen is de onthouding van goedkeuring van Gedeputeerde Staten door de Raad van State overgenomen. Wellicht "'kan echter met een nieuw be stemmingsplan met beschermende voorschriften er toch een verruiming plaats vinden. Op dit moment is het echter nog zo, dat de Provincie en Kroon vinden dat het niet mag. Dhr. van Gastel vraagt of het juist is, dat hiervoor dus het bestemmingsplan aan gepast moet worden. De voorzitter beantwoordt deze vraag bevestigend. De aanpassing betreft hier hoofdzakelijk de voorschriften en niet de kaarten. De voorschriften betroffen o.m.het vragen van advies aan de Inspecteur Land inrichting en Grondbeheer. Dit vond men te gering, die restrictie werd onvoldoende geacht. Men vond, dat het op te uitgebreide schaal in deze gemeente mogelijk was om het jeugdgroepkamperen toe te staan. Er is echter toch wat licht aan de horizon gegeven n.l. wel beperken, meer in gebruik dan in plaats. Dus dat betreft dan intensiteit, aantal groepen, duur en dat soort dingen, daar moeten regelen voor geformuleerd worden. Mede gelet op de Kroonuitspraak is ons college van mening, dat we met enige beperking in een interimperiode alvast iets kunnen doen. Voor wat betreft de fam. Nelen aan de Buurtweg is bovendien een provinciale ver gunning van kracht, die komt te vervallen per 21 december 1987. De nieuwe Kampeerwet heeft dit overgenomen en nu moet de gemeente toestemming, ontheffing of vrijstelling verlenen, maar daarbij zijn we gebonden aan hetgeen in het bestemmingsplan staat. Alle mogelijke aanvragen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan, d.w.z. het bestemmingsplan mag zich er niet tegen ver zetten ofwel moet er in het bestemmingsplan een positieve bestemming zijn opgenomen. Hier ligt dus de onthouding van de goedkeuring en het in feite niet goedkeuren van een bestemming, die wij er als gemeente aan hebben willen geven. Voor wat betreft het kamperen bij de broeders hebben we een regeling getroffen, waarbij we dus het aantal groepen wat beperkt hebben, evenals de tijdsduur dat gekampeerd mag worden. Dhr. van Gastel zegt dat het toch zo is, dat de Kampeerwet niet saneert, d.w.z. het kamperen wordt daarin toch niet beperkt. De voorzitter antwoordt hierop, dat de Kampeerwet de bevoegdheid tot beslissen verlegt van de provincie naar de gemeente. De gemeente moet beslissen op de aan vragen om toestemming enz. over individueel kamperen, het exploiteren van een kampeerterrein, het jeugdgroepkamperen, het kamperen op natuurterreinen en het kamperen bij de boer, hierbij is altijd toetsing aan het bestemmingsplan vereist. Het bestemmingsplan mag zich niet tegen het kamperen verzetten of het bestemmings plan moet het kamperen regelen. Het is dus niet zo, dat B&W alle aanvragen positief moet honoreren, want dan zou er geen Kampeerwet of een vergunningen systeem moeten zijn. Nogmaal, B&W beoordelen de diverse aanvragen aan de hand van de bestemmingsplannenEr staat in de bestemmingsplannen, dat bossen en agrarische gronden in algemeenheid niet bestemd zijn om te kamperen. De bestemmingsplannen regelen ook waar wel gekampeerd mag worden, zoals o.a. op het erf bij de boer. De bestemmingen betreffen voornamelijk het kleinschalig kamperen op niet zo kwetsbare gronden. Het is wel zo dat praktisch alle kampeer- bepalingen in het bestemmingsplan van 1981/1982 min of meer zijn aangepast aan de Kampeerwet, die toen al in ontwerp bekend was. Alleen dus t.a.v. het jeugd groepkamperen is door Gedeputeerde Staten ingegrepen en is hieraan de goed keuring onthouden.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1987 | | pagina 28