De voorzitter licht hierna de zich voordoende veranderingen m.b.t. de nieuwe Wet op de Stad- en Dorpsvernieuwingwelke per 1 januari a.s» in werking treedt, nader toe. De wet heeft al tot veel fetltfék in vele gemeenten aanleiding gegeven, omdat de bedragen, die we gaan ontvangen intgeheel niet reiken tot datgene wat we bijv. het vorige jaar alléén al aan een onderdeel daarvan (n.l. woningverbetering en woning splitsing: 39.000,ontvingen.. De wet houdt o.ma in, dat iedere gemeente een bepaald bedrag in de vorm van een fonds ter beschikking gesteld wordt. Heb je een vrij nieuwe bebouwing, dan krijg je stukken minder, doch heb je veel oude bebouwing of een beschermd stads— of dorpsgezicht, dan krijg je meer. Dit fonds dient dus voor een aantal zaken, die een relatie hebben met deze Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing;, zoals woningverbetering, het opknappen van wijken," voorzieningen aan monumenten, riolering enz» Het fonds dat onze gemeente daarvoor krijgt, bedraagt 24.000,.per jaar. De verdeling daarvan wordt nu een gemeentelijke taak. Bij een premie—aanvrage voor één ingrijpende woningverbetering kan dit fonds dus al ver uitgeput zijn. Er dient daarbij nog te worden vermeld, dat het geld van dit fonds niet bij de ge meente terecht komt, doch in een provinciaal fonds, dat door de provincie wordt be heerd. De provincie heeft bepaald, dat 70% van dit bedrag beschikbaar komt aan de gemeenten, dus een 30* moet je eerst nog eens van dit fonds aftrekken. Ingevolge de wet moet door de raad eerst een inspraakverordening en daarna een subsidieverordening worden vastgesteld. Want de plannen en de totstandkoming daarvar moet n.l. allemaal gebeuren volgens officiële inspraakregeltjes. Vervolgens een subsidieverordening, omdat je anders wel eens in de problemen kunt komen als je afwijzend moet beschikken, op een aanvrage van iemand, die een beroep doet op de regeling. De beschikking op deze aanvrage is dan n.l. arobabel en moeilijk als je niet zo'n subsidieverordening hebt. Vervolgens moet er door de raad elk jaar vastgesteld worden, welk gedeelte van die 24.000,beschikbaar gesteld wordt voor woningverbetering en andere in aanmerking komende zaken. Informatie over deze wet komt nog regelmatig en daarom is er eigenlijk nog niemand, die nu al verdere zinnige dingen over de uitvoering van deze wet kan zeggen. Wij hopen echter begin volgend jaar genoemde verordening ter vaststelling voor te leggen. Over het Toeristisch Recreatief Openluchtplan (T.R.O.P.waarover de heer Pelzers sprak, zegt de voorzitter, dat het een plan is, wat nog niet door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant is vastgesteld; er is daarover pas een bijeenkomst geweest, waarop de Gedeputeerde Brugman een uiteenzetting heeft, gehouden. De voorzitter zegt daarbij aanwezig geweest te zijn. Hij zegt dat in het betoog van de heer Pelzers toch een misverstand doorklinkt, want 't is niet iets, waar zo maar geld bij gelegd wordt. Bovendien is het zo, dat niet overal een stimuleringsgebied op dit plan ligt. Verder zijn er duidelijk met name genoemde gebieden, o.a. de Zuidwesthoek (die van stippeltjes zijn voorzien)waar een terughoudend beleid past in de ontwikkeling van recreatieve plannen. Daarnaast zijn er stroken, waar juist de onderlinge samenhang tussen enkele gebieden versterkt moet worden. De conclusie is dan wel, dat juist in het Midden Brabantse, waar veel grote recreatieve voorzieningen liggen, die versterkinc zich voor een goed deel op zal concentreren, én ook de daaraan grenzende gebieden, gericht geliëerd op de versterking van dat gedeelte. De voorzitter besluit dan ook met te zeggen, dat je niet teveel van de T.R.O.P. moet verwachten om b.v. een recreatief bungalowplan uit de grond te stampen; dit is over gelaten aan het particulier initiatief, waar je als overheid geen geld in moet stoppen De voorzitter merkt op, dat de heer Pelzers nu een rem op de investeringen constateert Hij antwoordt hierop, dat dit inderdaad juist is, maar dat dit het vorige jaar ook al het geval was; ^ok het vorige jaar vond' U geen kapitaalsinvesteringen op de be groting. Desondanks beluister ik (ook met instemming van de C.D.A.-fractie) dat daar een goede waardering voor geuit is. p.seorveringen n.l. nip4- »1leen uitputten, maar ook bijvullen, dat is dus de filosofie van vandaag. De heer Pelzers merkt dan op, dat het er niet zo slecht uit ziet, doch alleen voor het jaar 1986 krijgen we enigszins een getal onder de streep. De voorzitter antwoordt hierop, dat we daar toch niet 20 problematisch tegen aan moete kijken; hij zegt van oordeel te zijn, dat het best mogelijk moet zijn, vanuit dus het gezichtspunt van nu, met toch een betrekkelijk gering bedrag ook dat jaar de begroting sluitend te houden. Maar nogmaals, dan irogen er geen nieuwe kapitaalslasten op de rekening genomen worden.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1984 | | pagina 63