-4-
Het Waarborgfonds Motorverzekering wordt dan aangesproken.
In het verleden is dan steeds de betaling van de geleden schade gevolgd.
Hier zijn er dus een tweetal gevallen, die een probleem hebben opgeleverd en om
die reden is het dagelijks bestuur ervoor ooi het le geval bij de volgende rekening
oninbaar te verklaren en in de beide andere gevallen nog even de definitieve
beslissing af te wachten.
Het zijn dus deze problemen geweest, die het onderzoek en de invordering zoveel
tijd hebben doen kosten, dat in het eerstgenoemde geval niet meer op een vergoeding
van het Waarborgfonds mag worden gerekend.
De heer Buijsse dringt er op aan, om als in de toekomst weer zo iets gebeurd er
zo snel mogelijk achter zien te komen, of iemand al dan niet verzekerd is.
De voorzitter antwoordt dat dit ook hier is gebeurd, maar omdat het hier een
buitenlander betrof, die ondanks herhaalde aanmaningen niet tot betaling overging,
is qns deze keer deze inning niet gelukt. Het overkomt ons regelmatig, zo zegt de
voorzitter, dat er een lichtmast of ander straatmeubilair beschadigd wordt en dan
blijkt het ons wel steeds mogelijk om deze bedragen te innen.
De voorzitter dankt hierna de commissie van onderzoek voor het door haar verrichtte
werk aan het onderzoek van deze rekeningen.
Conform het voorstel van het dagelijks bestuur besluit de raad hierna zonder
hoofdelijke stemming tot de voorlopige vaststelling van de beide aangeboden
rekeningen.
6. Beschikbaarstelling gelden voor aankoop van huurwoonwagen.
Ter nadere toelichting zegt de voorzitter nog, dat hier bij gebruikmaking van de
rijksregelingde aflossing/annuïteit in feite door het Rijk wordt betaald.
Het komt overeen met de regeling, die ook voor woningwetbouw geldt, waarbij geld
leningen worden verstrekt en in deze dus de gemeente als woningbouwvereniging
optreedt
De heer Buijsse merkt op, dat het beschikbaar stellen van een woonwagen voor een
bedrag van bijna 50.000,en punt is, wat sommige mensen de afgelopen dagen
toch weer even bezig heeft gehouden. Rente en aflossing van de lening zouden
gedekt worden door een jaarlijkse bijdrage van het Ministerie, voor zover de
exploitatie niet kostendekkend is. Hiertegenover staat een bedrag aan huur, dat
wel niet toereikend zal zijn om de rente en afschrijving van de wagen te bekostigen.
De vraag van de heer Buijsse is nu, of dit tekort dan door het Ministerie van C.R.M.
wordt aangevuld, zodat er voor onze gemeente geen lasten aan verbonden zijn.
Verder vraagt hij, wat er gebeurd als "man en wagen" verdwenen zijn of als het
gezin verhuist en de wagen blijft staan. Wordt de wagen dan verkocht en komt het
verlies, dat daaruit voortvloeit, dan ten laste van de gemeente? Is dit verlies
dan ook weer declarabel?
De voorzitter antwoordt hierop, dat U het zo moet zien, dat de gang van zaken hier
eigenlijk identiek is met het verhuren van een woning.
De financiering van de wagen licht hij hierna nader toe. Het bedrag wat bij die
exploitatie-opzet nog resteert betekent dus de maandhuur. Daarop is dan nog van
toepassing de huursubsidieregeling. Eenzelfde situatie dus als voor iemand, die in
een huurwoning woont. Dit impliceert dus, dat, wanneer de wagen achtergelaten wordt,
de wagen eigendom is van de gemeente en de gemeente de mogelijkheid heeft om daar
over te beschikken en eventueel te verkopen. Of dat kostendekkend zal zijn, is even
als bij de verkoop van een woning, dezelfde vraag. Wanneer betrokkene naar een andere
gemeente vertrekt, wordt daar de invordering overgenomen. Dan geschiedt het dus verder
alsof het huis naar een andere gemeente wordt verplaatst en in dit opzicht wijkt
de regeling, die voor een woning geldt, want die verplaats je niet zo gemakkelijk.
De heer Buijsse zegt begrepen te hebben, dat ingeval de huur niet betaald wordt een
zelfde situatie ontstaat als bij de huur van gemeentewoningen. Als zijn oordeel
geeft hij verder te kennen, dat bij het verlaten §n verkoop van de woonwagen het
risico en het verlies voor rekening van de gemeente kan komen.