11
1
-6-
De voorzitter deelt mede, de vragen en opmerkingen, die gemaakt zijn, aan de hand
van het voorstel van het dagelijks bestuur de revue te laten passeren.
Hij gaat hierbij in op hetgeen door de heer Pelzers werd gezegd over het stimuleren
van de Stichting; dit betreft dus, zoals U ook stelt, het bestuur en dus de mensen
die de Stichting dragen. In een tweetal gesprekken met dit bestuur zijn wij ook
juist dSSrop nader ingegaan en hebben de hoop uitgesproken, dat zij dan zelfstandig
kunnen blijven functioneren Dan kunnen wij ook achterwege blijven met het treffen
van voorzieningen, die anders nodig zijn.
Op de naar voren gebrachte meningen en de vraag, hoe deze achteruitgang is ontstaan,
zegt de voorzitter, dat de algemene verslechterde economische situatie daarbij
zeker een rol speelt. Verder is er - zoals ook werd gezegd - een zekere zuigkracht
uitgegaan van de plaatselijke horecabedrijven, die een aantal voorzieningen aan hun
bedrijf hebben aangebracht, waardoor b.v. bruiloften en partijen ook daar plaats
kunnen vinden. De voorzitter noemt deze ontwikkeling op zichzelf ook heel erg ge
zond en merkt verder op, dat dit primair ook bij de beroepssector thuis hoort.
Uitvoerig gaat de voorzitter hierna in op de wijze van financieren, waarover de
heer Pelzers sprak, en die op diverse wijzen benaderd kan worden. Subsidiëring van
het nadelig saldo maakt de Stichting wel erg afhankelijk van de gemeente en werkt
niet stimulerend. Het brengt niet die prikkel teweeg, om mensen wat creatiever te
laten denken en optreden. Vandaar de in het voorstel gedachte wijze van subsidiëring
met de bedoeling: zelfstandigheid te geven, óók uit een stuk waardering voor dat
gene, wat ook in het verleden door de Stichting is gedaan: voor het bestuur van
deze Stichting en de mensen, die daaraan verbonden zijn en die ervoor gezorgd
hebben, dat in het verleden, in afwijking van menig gemeenschapshuis in het land,
geen beroep op de overheid deden, om dat gebouw te laten functioneren.
De waardering, daarbij de zelfstandigheid tot uitdrukking brengende, hebben wij in
dit voorstel willen accentueren en honoreren en daarom is de keuze op dit systeem
van subsidiëring gevallen.
Inzake het kritisch bezien van de administratie, bestuur en beheerder van de
Stichting door een deskundige of een commissie uit de raad zegt de voorzitter, dat
het dagelijks bestuur aan de hand van de bescheiden, die werden getoond, zeker tot
bijzonder kritische vragen is gekomen. Op grond van de omstandigheden van nu zijn
er echter maar weinig mogelijkheden aanwezig om tot een vermindering van uitgaven
of een andersoortige verhoging van inkomsten te komen.
Met het bestuur van de Kloek is ook daarover gesproken; er zijn beslist met enige
creativiteiten nog wel mogelijkheden te bereiken zonder afbreuk te doen aan het
doel van het gemeenschapshuis; derhalve niet in de sfeer van een horeca-bedrijf
want dan ben je op de verkeerde weg bezig. Deze mogelijkheden liggen wel niet zo
ruim, maar we kennen gelukkig een heel geschakeerd gemeenschapsleven in deze ge
meente, wat daar een goed gebruik van maakt. Op deze verenigingen zal men echter
niet een groter beroep kunnen doen, omdat je dan de financiële lasten bij deze
verenigingen legt.
Ten aanzien van het achterstallige onderhoud en het spoedige herstel van het dak,
waarover de heer van Gastel sprak, zegt de voorzitterdat dit herstel op korte
termijn dient plaats te vinden. In overleg met de Stichting zijn hiervoor reeds
offertes gevraagd en werd ons college van de zijde van gemeentewerken reeds gead
viseerd. Zodra mogelijk of noodzakelijk zal Uw raad terzake een voorstel worden
gedaan.
Tot slot zegt de voorzitter, dat de heer Buijsse nog spreekt over de oorzaken van
deze achteruitgang. De voorzitter merkt naar aanleiding hiervan op, dat iedereen
een functie op zijn eigen wijze vervult, met persoonlijke inzet en dat deze voor
ieder verschillend kan zijn. Van de Stichting zijn terzake geen aanwijzingen ont
vangen; integendeel, juist de zekerheid, dat n.l. alles op een juiste wijze ge
beur -t.
De voorzitter geeft hierna de raadsleden in 2e instantie het woord.
De heer van Aert zegt naar aanleiding van het betoog van de heer Buijsse toch wel
min of meer de indruk te hebben, dat deze een beschuldigende vinger naar het be
stuur van de Stichting wil uitsteken. Spreker zegt uit eigen ervaring te weten,
dat deze mensen er hard voor werken; hij zegt, dat de heer Buijsse zelf aangehaald
heeft, wat ook de oorzaken van deze teruggang kunnen zijn, zoals de bouw van
kantines, maneges en uitbreiding van café's enz.