,r-\ -6- De heer Pelzers gaat in op het door de voorzitter gebruikte woord "wantrouwen". Hij zegt ook bij de aanvang ook volop gesproken te hebben over het verantwoorde advies van de Inspecteur. Het gaat hier echter om een principiële zaak, waarbi: de raad zélf een oordeel moet kunnen vormen. En als er dan gesproken wo*dt een gunstig advies van het Rijksinkoopbureau, verzoekt hi: dit bi: de stukken te doen. Zoöok t.a.v. de wensen van de hoofdleidster. Laat ze die wensen met enige onderbouwing erbij schrijven. Hij zegt dit reëel te vinden. Nogmaals, het ga hier om een principiële zaak en dit heeft niets met wantrouwen te maken. Hier is alleen de mededeling overgenomen. De heer Damen zegt toch wel enigszins het bezwaar van de heer Pelzers te kunnen onderschrijven en herinnert aan daarover in het verleden reeds eerder gevoerde discussies in de raad. Hij vindt het een probleem (en mogelijk ook anderen, zegt hij) dat het de raad in feite nagenoeg onmogelijk wordt gemaakt om enige inzage te krijgen in de exploi tatie van het buitengewoon onderwijs. Hij zegt, dat de middelen hen daartoe ont breken en m.b.t. dit voorste eigenlijk alleen gevraagd wordt om mee te werken aan de uitvoering van artikel 50 en dat de hoogte van het bedrag niet direct terzake doet. De voorzitter geeft hierna een vrij uitvoerige beschouwing over het bovenstaande en zegt daarbij, dat we hier 2 zaken, die beiden in de raad behandeld moeten worden, moeten onderscheiden, n.l.: 1. de principiële medewerking ex artikel 50 van de wet (het aanschaffen, vernieuw en vervangen, anders dan door slijtage van en 2. het beschikbaar stellen van het krediet daarvoor, nadat het dagelijks bestuur daarover met het schoolbestuur overeenstemming heeft bereikt (begrotings-wi]z. Deze zaken dient men dus los van elkaar te zien, doch om te procedure te bekorten, wordt de begrotingswijziging gewoonlijk aan de vraag betreffende e pnncip e e medewerking toegevoegd. De beoordeling van deze medewerking is dus een zuivere toetsing aan de bepalingen van de wet; derhalve of het van belang is voor het onde wijs en of de normale eisen aan het geven van dit onderwijs niet worden overschreden. In dat overleg worden argumenten naar voren gebracht en die worden, wanneer -> d^stig »r2„ geacht, ^gencen in het voorstel, dat aan de raad «ordt voorgelegd. En daarom dit voorstel om: 1. de gevraagde medewerking te verlenen e van toepassing zijnde begrotingswijziging vast te stellen. De heer Damen zegt, dat zij uiteraard wel bereid zijn aan dit voorstel mee tejerKen; het neemt echter niet weg, dat ook naar zijn oordeel de informatie misschien w uitgebreider had kunnen zijn. De heer Pelzers zegt het hiermede eens te zijn. Na deze beraadslaging besluit de raad zonder hoofdelijke stemming conform het voorstel van het dagelijks bestuur. 10. Aanvraag ex artikel 72 Lager-Onderwijswet 1920. Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het voorstel van het dagelijks bestuur. 11. Vervaardigen kunstwerk. De heer van Gastel zegt zich wel met dit voorstel te kunnen verenigen. Hij vindt echter wel, dat het saldo ad 35.000,-, wat na deze onttrekking aan de "serve overblijft, vrij hoog. Hij is van mening, dat het dagelijks bestuur in deze tiDd van bezuinigingen hierover eentmoet beraden en zo nodig met een voorstel »e komen om het bedrag per inwoner, dat jaarlijks aan deze reserve wordt toegevoegd 3, te verlagen. De voorzitter antwoordt hierop, dat daarover bij de behandeling van de begroting al gesproken werd. Het is een punt, waarop je je in de toekomst kunt bezinnen. Het zou evenwel onjuist zijn om de gehele bijdrage voor culturele doeleinden te laten vervallen. De heer van Gastel lost hiermede echter een sch°* en bij de volgende begroting kunnen we dus nagaan, of dit bedrag met naar lager niveau kan worden teruggebracht.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1984 | | pagina 17