r: t
-3-
4. Grondaankoop Westerstraat 5.
De heer van Aert vraagt, of daarbij een stukje sloot mede gekocht wordt.
De voorzitter zegt dat dit niet het geval is en dat dit strookje uitsluitend is
bedoeld om het voetpad door te trekken.
De heer van Aert spreekt nog over het dichten van dit slootje met rioolbuizen.
Hij vraagt of de vergunning daarvoor al aangevraagd is.
Wethouder van der Velden antwoordt hierop, dat hem hiervan niets bekend is.
De voorzitter zegt toe dat dit nader zal worden bezien; hij hoopt in de volgende
vergadering hierop antwoord te kunnen geven.
5. Inzameling probleemstoffen.
De heer Damen zegt dit plan wel toe te juichen; hij neemt aan, dat in de toekomst
mogelijk ook nog andere dan direct schadelijke stoffen op gescheiden wijze kunnen
worden ingezameld. Hij vraagt op welke wijze dit aan de bevolking bekend gemaakt
zal worden.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het gemeentebestuur zeker zorg voor zal dragen
dat dit bekend gemaakt wordt. Wat thans aan de orde is, is echter het voorstel
om in te stemmen met het inzamelingssysteem, opdat daaraan in het kader van het
Streekgewest uitwerking kan worden gegeven.
De heer Damen vraagt, of dit dan betekent, dat er naast het plan op lokaal niveau
nog bepaalde verordeningen noodzakelijk zijn m.b.£. de verwerking van die stoffen.
De voorzitter zegt van oordeel te zijn, dat dit vorig jaar reeds bij verordening
werd geregeld; hierin staat dan dat je je alleen maar kunt ontdoen van afval
stoffen via een gemeentelijke geregelde dienst. Hij zegt toe, dat we dit nog
even na zullen gaan.
Na deze beraadslaging besluit de raad zonder hoofdelijke stemming conform het
voorstel van het dagelijks bestuur.
6. Intrekking verordening drank- en horecabelasting 1979.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad conform het
voorstel van het dagelijks bestuur.
7. Toepassing artikel E2 en E3 van de Overgangswet op het basisonderwijs.
De voorzitter haalt uit het voorstel van het dagelijks bestuur nog even aan de
verplichte integratie van het kleuter- en lager onderwijs per 1 augustus 1985
tot basisonderwijs en verder dat voorgesteld wordt te constateren, dat er alhier
geen behoefte bestaat tot het stichten van een openbare basisschool en te be
sluiten niet tot het stichten van een openbare basisschool over te gaan.
De heer Pelzers zegt toch niet gelukkig te zijn over de manier, waarop dit voorstel
is gebracht; er zou n.l. geen behoefte bestaan tot het stichten van een openbare
basisschool. De gronden, waarop dit is gesteld, zijn hem niet helemaal duidelijk.
Langdurig gaat hij daarna in op diverse punten van het voorstel. Zo zou er nooit
een verzoek tot de stichting van een openbare school zijn gedaan en dat zou
voorshands niet in de verwachting liggen, hetgeen hem een beetje speculatief lijkt.
Ingaande op punt c van het voorstel en het in dit voorstel gestelde, dat "nul
ook een aantal is" (wat hij een beetje spitsvondig vindt)zegt hij, dat, nu hier
de mogelijkheid tot het volgen van onderwijs ontbreekt, de verwachting eerder
groot dan klein is, dat die behoefte ontstaat. Want er hoeft er maar 1 te zijn
en dan is die behoefte er. Of dié behoefte dan moet worden gedekt door een school
te stichten is een tweede. De heer Pelzers zegt dan, dat z.i. die behoefte niet
juist is gepeild, want die behoefte bestaat volgens hem wel degelijk. Hij denkt
dit te kunnen onderschrijven en zegt minstens 5 gevallen te kunnen noemen.
Verder zijn er alhier nog steeds mensen, die hun kinderen buiten Huijbergen op
school doen, omdat zij zich niet kunnen verenigen met het feit dat er hier uit
sluitend een lagere school is van katholiek signatuur.
In verband met bovenstaande zegt hij, dat het hem blijkt dat de grond van dit
agendapunt zo'n beetje ontvallen is en hij vraagt zich af, of dit punt wel op
de agenda kan blijven staan.