-24-
15a. Voorstel van dhr. P.A.M. van Gastel inzake de Werkgroep Welzijn Huibergen.
Een exemplaar van dit voorstel werd heden vóór de vergadering aan de raadsleden afge
geven. De voorzitter vraagt of de heer van Gastel er nog behoefte aan heeft dit voor
stel nader toe te lichten.
De heer van Gastel wil gaarne als toelichting daaraan toevoegen:
"Wat mijn voorstel betreft i.z. de werkgroép W.W.H. wil ik nog het volgende opmerken:
Om misverstanden te voorkomen wil ik nogmaals verklaren, dat mijn voorstel niet ge
richt is tegen personen, maar tegen gedane zaken.Voorzitterik vind dat er een
slechte communicatie is geweest tussen B en W en de Raad. Bij het vorige college was
er duidelijk meer behoefte aan overleg met de raad, zoals blijkt uit het agendapunt
van 13 mei 1982, toen de werkgroep door de raad is benoemd en uit de beleidsnota van
1982, waar duidelijk staat, dat het college bij de raad op de materie van de werk
groep zou terugkomen bij het aantreden van de nieuwe raad na september 1982.
Beleidsvoornemens moeten worden uitgevoerd en ik kan me maar moeilijk voorstellen,
dat het college de raadsleden met een kluitje in het riet sturen.
Deze indruk zou echter kunnen ontstaan, gezien de diverse verklaringen, die intussen
over deze materie zijn gegeven. Ik ben van mening, dat het college méér over eg a
moeten plegen met de raad en dat de raadsleden hun inbreng hadden moeten kunnen m
brengen via de normale wegen, zonder daarbij de bevoegdheden van het college tekor
te doen".
De voorzitter vraagt of de hèer van Gastel hiermede zijn voorstel handhaaft.
De heer van Gastel bevestigt dit.
De voorzitter zegt dan hier nog een kleine opmerking over te willen maken; hij stelt
voor hierover dan geen verdere discussie te voeren en dan tot stemming over te gaan.
Hij zegt wel een paar dingen in herinnering te willen roepen, die hopenlijk verdui
delijking geven.
In mei 1980 werd de werkgroep ingesteld; niet gekozen werd toen voor de vorm van een
commissie ex artikel 62 van de gemeentewet maar voor een werkgroep, zonder een
reglement of verdere instructie. Om het gewicht van de werkgroep wat te accentueren
hebben we de leden door de raad laten benoemen. Afgesproken werd daarbij, dat de
werkgroep aan het eind van de zittingsperiode van de raad, dus september 1982 zou
worden opgeheven.
Uitvoerig gaat de voorzitter dan in op het uit zijn verband halen van een zin uit
een aankondiging tussen het dagelijks bestuur en de werkgroep t.a v de eventuele
omzetting en een commissie en daaraan werd de mededeling gekoppeld, dat het dagelijks
bestuur daarop terug zou komen wanneer-daartoe aanleiding was.
Omdat die aanleiding er niet meer was herleefde de beslissing die in mei 1980 was ge
nomen, n.l. einde als de raad aftrad. r. -
Daarvóór is in het dagelijks bestuur, waarbij een vertegenwoordiger van Uw fractie
aanwezig was, een afspraak gemaakt t.a.v. het "on speaking terms" blijven met de
werkgroep, niet zijnde een commissie.En zo maakt het dagelijks bestuur, zoals met
andere gesprekspartners, afspraken met de werkgroep; wel bijzonder omdat de groep
wat nauwer gelieerd is met de gemeente. Het gaat dan ook niet aan om te zeggen, wie
er in het bestuur van welke vereniging dan ook moet zitten en dit geldt ook voor de
werkgroep. Met deze groep zijn echter afspraken gemaakt o.m. inzake de samenstelling,
maar niet t.a.v. wie daar inzitten. Een heel lichte regeling dus en duidelijk met
de bedoeling om daar geen politiek college van te maken.
De voorzitter herinnert er aan dat er destijds bij de benoeming 2 raadsleden zitting
hadden in de werkgroep. Op grond van het bovenstaande zegt de voorzitter, dat
het dagelijks bestuur van oordeel is, le. dat het voorstel overbodig is en e. e
niet juist is dat de raad een regeling stelt m.b.t. degene die zitting mogen hebben
in een werkgroep.
De heer van Gastel merkt op, dat de voorzitter daarjuist gezegd heeft, dat er af-
spraken in het vorige college gemaakt zijn; hij zegt de beide wethouders dit gevraagd
te hebben, doch daar was hen helemaal niets van bekend. Hij vindt dit wat vreemd.
De voorzitter zegt dit anwoord verwacht te hebben en wil daarom daar wel op ingaan.
Hij zegt ook een van de oud-wethouders gevraagd te hebben en daaruit blijkt, dat er
wel dagelijk in het dagelijks bestuur een afspraak gemaakt is, dat geen claim op
het voorzitterschap zou worden gelegd om het zelfstandig functioneren van de groep
moet worden bevorderd. En na afloop van een raadsvergadering, na het aantreden van
de nieuwe raad is er nog gezegd: Laten we het zo gaan doen, geen formele besluitvorming
in de raad, maar een functioneren van een groep, die regelmatig afspraken met het
college maakt.