.1 -23- De voorzitter geeft hierna in een 2e ronde het woord aan de raadsleden. De heer Buijsse komt nogmaals met de vraag of mensen die m.b.t. het kamperen reeds afspraken hebben gemaakt en de prijs reeds hebben vastgelegd niet een soort reduktie kan worden verstrekt. De voorzitter antwoordt hierop, dat het hem helaas niet mogelijk is hierop een positief antwoord te geven. Voorts is het zp, dat niet de verhuurder, maar de ge meente de belasting heft. De overige door de heer Buijsse naar voren gebrachte punten zijn z.i. voldoende beantwoord. De heer Pelzers zegt het heel kort te willen houden en hier een opmerking te willen plaatsen, die hij daarstraks niet kwijt kon. Uitvoering van verschillende zaken is een kwestie van keuze; hij meent dat dit toch even goed naar voren moet komen. Inzake de instandhouding van ons cultuurgoed merkt hij op, dat we natuurlijk wel moeten oppassen, dat niet een klein handjevol mensen gaat uitmaken, wat er voor cultuurgoed in stand gehouden moet worden. De heer van Gastel vraagt de voorzitter, waarom die afspraken met het Zuidkwartier niet gelijk met het inwerking treden van de subsidieverordening (1-1-1982) zijn op gezegd. Naar zijn oordeel betreft het hier toch dezelfd begrotingspost. De voorzitter antwoordt hierop, dat dit ter beoordeling van de raad is. Hij ontkent de laatst gestelde vraag; die subsidie is n.l. op een afzonderlijke post geraamd en is niet op de subsidieverordening gebaseerd. De heer van Gastel stelt nogmaals een vraag over de subsidiëring van de ponyclub en haalt daarbij artikel 5 van de verordening aan. De voorzitter antwoordt hierop, dat de verordening natuurlijk niet van toepassing is als er een positief saldo is en alleen als er een tekort (negatief saldo) is, tot subsi diërina wordt overaeaaan. Die aedachte zou geweld doen aan het subsidiariteitsbeginse! slechts dan bijdragen als het particuliere initiatief tekort schiet. De heer Pelzers merkt op het laatste moment nog op, dat de voorzitter hem nog geen antwoord heeft gegeven op diens vraag over het fietspad naar Wouw. De voorzitter beantwoordt dan uitvoerig deze vraag en zegt dat er al geruime tijd dit provinciale plan (vanaf Rijksweg A 58 tot de Moerkantsebaan)ligt en blijkbaar in een verder gekomen stadium gekomen is. Tegen medebetaling hebben we nee gezegd om de bekende redenen, doch de aanleg daarvan vinden we wel belangrijk en zal door provincie uitgevoerd moeten worden. Omdat het Wegenplan 1968 vervallen is, zal de afweging van dit plan toch nog door de provincie gemaakt moeten worden. Wij hebben de provincie dus gevraagd om het op onze gemeente gelegen kleine stukje van 500 m. in hun plan mee te nemen. De voorzitter vraagt dan of de raadsleden ermee instemmen, dat deze begroting en ook de begroting van het gemeentelijk grondbedrijf aldus worden vastgesteld. Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. De voorzitter zegt dan tot slot iedereen te willen bedanken voor de verleende mede werking aan de totstandkoming van deze begroting. Hij noemt hierbij de commissie die enkele dagen daarmede bezig is geweest en rapport heeft uitgebracht, en in het bijzonder de heer Nagelkerke, die ook als extra klus de nota heeft ontworpen en toch nog de tijd en mogelijkheden heeft gehad om de begroting tijdig gereed te hebben. Ook wil de voorzitter daarbij bedanken de mensen op de gemeentesecretarie, die hem daarbij behulpzaam zijn geweest. Hij herinnert er dan tot slot nog even aan, dat het Volgende jaar een bijzonder zwaar jaar zal worden omdat behalve de begroting 1985 nieuwe stijl, om die goed te kunnen maken, ook nog een begroting 1985 oude stijl gemaakt moet worden. Dit zal extra werk en inspanning vragen. De voorzitter wil alle medewerkers daar graag toe aanzetten, uiteraard, omdat dit in het belang van de gemeente is.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1983 | | pagina 79