crl r; -6- 8. Verordening toeristenbelasting 1984. De heer van Aert merkt op, dat de invoering van deze belasting voor de terrein beheerders veel problemen met zich mee brengt daar een groot deel van de over eenkomsten voor het volgende seizoen reeds zijn afgesproken. Alleen met pijn en moeite kunnen we daarom onze goedkeuring aan dit voorstel geven i.v.m. de financiële positie van de gemeente. Voorwaarde daarbij is deze belasting in de toekomst niet drastisch te verhogen. In overweging wordt gegeven deze belasting pas in 1985 in te voeren. De heer Pelzers merkt op, dat, hetgeen hij bij het vorige agendapunt naar voren heeft gebracht, ook hier van toepassing is. De voorzitter vraagt nadere argumenten, omdat dit niet een belasting is die onze inwoners moeten gaan betalen. De heer Pelzers zegt dit te weten en al eens benadrukt te hebben, dat het hier om een weinig koopkrachtige groep gaat. De vraag is daarbij, of dit de weg is om een begroting sluitend te maken. Spreker zegt het eens te zijn met de voorzitter over diens opmerking dat het ge vaarlijk is om rente en reserves aan te wenden. Op een gegeven moment zul je die reserves toch aan moeten wenden; via een beetje een omweg kan z.i. dan toch wel een structurele dekking bereikt worden. Voor het overige gelden dezelfde argumenten, derhalve de onontkoombaarheid van de belastingverhogingen. Hij zegt democraat te zijn en zich dus neer te leggen bij het meerderheidsbesluit (hoewel hij het daarmede niet eens is) De heer Damen deelt mede, dat zijn partij zich kan verenigen met de invoering van deze belasting. Ingaande op de zware druk, die op de gemeente gelegd wordt, noemt hij een tweetal middelen om de begroting sluitend te krijgen, n.l. bezuinigingen en verhoging van inkomsten. Bij de behandeling van de begroting zij ze beiden voldoende bezien. Echter niet voldoende bevonden om de financiële exploitatie kostendekkend te maken. De verhoging van de O.G.B. is daarbij de enige mogelijkheid, die ons hierbij open staat (de drank- en horecabelasting is geen dekkingsmiddel meer in de toekomst) Becijferd hebben we, dat bij niet-invoering van deze belasting, dit zou leiden tot een verhoging van de O.G.B. met ruim 9*5%. Wij zijn daarom blij dat U daarom ook deze belasting wil invoeren, zodat ook degenen, die hier hun vakantie doorbrengen en dus ook gebruik maken van onze voorzieningen hun steentje moeten bijdragen. Ook zij maken, zoals ook de heer van Aert zojuist heeft gezegd, hierbij een kant tekening. Voor de jeugdgroepen die al een overeenkomst hebben gesloten verzoekt de heer Damen na te gaan, of daarvoor een overgangsregeling kan worden getroffen. Wij zouden het n.l. betreuren, dat zij de dupe hiervan zouden worden in de vorm van een onvoorziene inkomstenderving. De voorzitter, zich richtende tot de heren van Aert en Damen, merkt op, dat voor 1984 nog niet één kampeervergunning bij de gemeente werd aangevraagd en derhalve nog geen vergunningen werden afgegeven. Mogelijk, dat er mondeling enkele afspraken ge maakt zijn, doch dit behoeft volgens de voorzitter geen probleem te zijn wanneer je praat over een bedrag van 2,40 a 2,80 per persoon per week. Hij verwacht, dat middels een briefje hier wel begrip voor kan worden opgebracht. Verder is het zo dat het niet de eigenaar maar de gemeente is, die de belasting oplegt. Het ligt dan ook in ons voornemen spoedig na de vaststelling van de ver ordening allen, die de gelegenheid verschaffen tot kamperen bijeen te roepen voor een gesprek over de gevolgen van deze verordening Het dagelijks bestuur is van oordeel, dat, juist in het kader van deze begroting, maar nog meer naar de wet toe niets in de weg behoeft te staan. In deze wet staat n.l. dat de gemeente deze belasting niet mag gaan heffen binnen 3 maanden na de invoering. Bij heffing van de belasting over de periode van 1 april t/m 30 september wordt deze termijn van 3 maanden derhalve in acht genomen. Inzake de weinig koopkrachtige groep, waarover de heer Pelzers sprak, vraagt de voorzitter, wie dat is; hij verwacht, dat dit opnieuw een discussie zou vragen. De middenstand is bijzonder gelukkig met deze groepen omdat de besteding in de winkels in de zomermaanden enorm toeneemt. Als hij dat afzet tegen de geringe bij drage, die door de gemeente gevraagd wordt, dan acht hij het bovenstaande wat overtrokken.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1983 | | pagina 62