2Ingekomen stukken. De heer Buijsse stelt de vraag of bij vervanging van een bestaande hypotheek door een nieuwe hypotheek, om te kunnen profiteren van een verlaagd rentepercentage, de nieuwe hypotheek hoger kan zijn dan de oude, wordt dan wel tot 100 gegarandeerd of is dit alleen wanneer de executiewaarde hoger is dan de hoogte van de hypotheek. Aanvullend stelt hij dat de hypotheekgever er duidelijk op moet worden gewezen da deze er rekening mee moet houden, dat, zeker indien blijkt dat in het verleden weinig of niets^is afgelost, hij wel 't risico loopt tot een lager bedrag (executiewaarde) gemeentegarantie te krijgen» De voorzitter antwoordt dat ingeval van oversluiting van hypotheken met gemeente garantie altijd de executiewaarde als uitgangspunt geldt. De heer Buijsse vervolgt met te stellen dat enkele raadsvergaderingen terug rs gezegd dat bij gemeentegarantie t.bèV» een nieuwbouwwoning garantie tot 80% van de kostprijs geen problemen geeft i0Vóm. het verlenen van garantie. Bij een hogere aanvraag dient versterkte aflossing in de eerste jaren plaats te vinden. Uit enige aanvragen wordt geconcludeerd dat de versterkte aflossing ophoudt op het ogenblik dat 90% is bereikt. Waarom wordt met de verstapte aflossing niet doorge gaan tot de 80% is bereikt? De voorzitter antwoordt dat steeds de executiewaarde als uitgangspunt wordt genomen, ©aar daarbij wordt niet uitgesloten dat de garantie boven de 80% komt te liggen. Het verstrekken van garantie vraagt soms een individuele benadering waarbij niet Utijd de kostprijs als uitgangspunt wordt genomen omdat het mogelijk is dat ten tijde van de beoordeling tot het verstrekken van garantie, de executiewaarde hoger kan liggen dan de kostprijs» Resumerend stelt de voorzitter dat als uitgangspunt blijft gelden 80% van de executiewaarde maar hierbij wordt de mogelijkheid tot garantie tot 90% van deze waarde opengelaten» Aansluitend vraagt de heer Pelzers of er een overzicht bestaat waaruit blinkt tot welk totaal bedrag onze gemeente garant staat. De voorzitter antwoordt hierop bevestigend» Na deze beraadslaging besluit de raad de hier genoemde stukken voor kennisgeving aan te nemen. 3. Vaststelling bestemmingsplan "Demerstraat-Noord". De heer van Gastel vraagt het woord en verzoekt hem te willen informeren waarom niet meer werd gereageerd sedert een schrijven van 8 juli 1981, zoals aangehaald in het door de heer J.A.M. van Aert d.d. 14 april 1983 ingediende bezwaarschrift. De voorzitter antwoordt hierop dat in de fase van het overleg met de heer van Aert er van werd uitgegaan dat voor het gehele gebied een gedetaillerd bestemmingsplan zou gaan gelden. Dit was ingegeven door het informele vooroverleg met de provincie. "flet wettelijk voorgeschreven vooroverleg in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening demonstreerde een andere kijk op de zaak. Van de zijde van de provincie werd erop aangedrongen onderscheid te maken tussen definitieve en voorlopige bestemmingen. Hieraan ligt ten grondslag de opvatting dat de grondaankopen zoveel mogelijk dienen te worden afgestemd op de op korte termijn benodigde gronden voor de realisering van woningbouw, dit met het oog op rente verliezen» De van de heer van Aert aan te kopen gronden hebben tot 1-1-1986 als bestemming "Voorlopig agrarische gebied"» Na 1 januari 1986 mogen de gronden tevens Worden gebruikt overeenkomstig de bij het bestemmingsplan gegeven definitieve bestemmingen. Er was en is dus geen aanleiding om op de brief die de gemeente schreef nader in te gaan. De heer van Gastel vraagt of dit betekent dat niet v6<5r 1986 tot aankoop zal worden overgegaan en merkt hierbij op dat het huidige bedrijf niet past in de woonomgeving. De voorzitter stelt dat nu de grond aan te kopen tot gevolg zal hebben dat het hieruitvoortvloeiend renteverlies zal drukken op de gehele exploitatie en hieruit ©ag worden geconcludeerd dat ingeval van aankoop deze niet van provinciale goedkeuring zal worden voorzien met name vooral omdat nog geen sprake is van een definitieve bestemming. De heer Damen vraagt of het in het vervolg mogelijk is per fraktie één exemplaar van een bestemmingsplan beschikbaar te stellen. Dit om de uitgebreide materie uitvoering te bestuderen» Hij tekent hierbij aan dat de aan zijn verzoek verbonden extra kosten geen beletsel mogen zijn omdat deze kosten in geen verhouding staan met de totale kosten van het bestemmingsplan.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1983 | | pagina 35