I
Er is hier geen andere vloer gekozen en ook is het niet de bedoeling ^zevioer bete
van kwaliteit te maken. Het gaat hier om de bijkomende werken en <^bxg is wat
vergeten op te geven. Het is daarna een autonome zaak van het s<*oolbestuu 3
de verbetering van deze vloer met inachtneming van de daarvoor beschikbare gestel
gelden tot uitvoering zal brengen.
De voorzitter vraagt de heer Pelzers of hij zijn voorstel in stemming wenst te
brengen.
De heer Pelzers zegt dit punt aan te willen houden tot een volgende vergadering;
hij krijgt daarbij echter niet de vereiste steun van tenminste 2 raadsleden
De voorzitter vraagt daarna de heer Pelzers of hij stemming over dit voorstel v
het dagelijks bestuur wenst. De heer Pelzers bevestigt dit.
De uitslag van de hierna gehouden mondelinge stemming over dit voorstel van het
dagelijks bestuur houdt in dat 6 raadsleden zich voor en de heer Pelzers tegen het
voorstel hebben gestemd, zodat overeenkomstig het voorstel van het hagel13 s es u
is besloten.
Medewerking ingevolge artikel 72 L.O.-wet 1920.
De heer Pelzers merkt op, dat in het voorstel wordt gesteld, dat bij de aanschaf
van video-apparatuur de normale eisen van het geven van gewoon lager onderwigs worden
overschreden. Hij vraagt zich af of dit werkelijk wel zo is. Er zijn volgens hem
maar weinig scholen die geen video-apparatuur hebben.
Hetgeen het dagelijks bestuur schrijft aangaande de aanschaf van een nieuw televisie
toestel is naar zijn oordeel wel juist; het verschil hierbij is echter, dat het
hier gaat om de aanschaffing van een kleurentelevisie ter vervanging van een zwar
wit-toestel. We komen dan hier met een betrekkelijk geringe uitgave van 3.000,—
al een heel eind. Als ik zie aan welke groep van onze bevolking deze uitgave ten
goede komt, is er wel aanleiding hier de gevraagde medewerking te verlenen.
Ten opzichte van het zojuist behandelde punt van de vloerbedekking is dit voorstel
wel merkwaardig. De heer Pelzers zegt daarom voor deze aanschaffing te stemmen en
verzoekt de raad deze uitgave wel goed te keuren.
De heer van Aert zegt, dat het naar zijn oordeel geen zin heeft om tegen het advies
van de Inspecteur vein het Lager Onderwijs in te gaan.
De heer Damen zegt terzake informaties te hebben ingewonnen. Het is hem daarbij
gebleken, dat deze apparatuur er niet via de gemeente komt, maar via het ouder
comité of akties, die voor deze aanschaf gevoerd worden.
Er blijft hier dus overeind, dat de financiering daarvan nu nog niet onder de door
het schoolbestuur uit te geven gelden kan vallen.
De voorzitter zegt hetzelfde oordeel als de heer Damen te hebben; deze uitgaven
kunnen niet worden gerekend onder die, welke in artikel 72 van de Lager-Onderwijswet
worden genoemd. Het gaat hier echter om het verlenen van de gevraagde medewerking
door de raad volgens de bepalingen van de wet. Tot op heden wordt daarover gesteld,
dat het de normale eisen, aan het geven van dit onderwijs te stellen, overschrijdt.
Andere zaken mogen hierbij niet aan de orde zijn.
Niet juist acht de voorzitter het om het vorige agendapunt hierbij aan te halen.
Het dagelijks bestuur ontraadt daarom de raad om andeie te beslissing dan in het
voorstel is vermeld.
De voorzitter zegt tot slot, alhoewel dit niet in deze beschouwing mag worden
betrokken dat het goed is zich te realiseren dat het aanschaffen van te veel
apparatuur tot verhoging van de exploitatie-uitgaven leidt, niet het stroomgebruik
zozeer als wel abonnementen voor onderhoud en de kosten van bijvoorbeeld de banden.
Hij wil deze opmerking zien als een waarschuwing teneinde te voorkomen dat het
schoolbestuur een olifant in huis haalt die men straks niet meer te eten kan geven.
De heer Pelzers interumpeert de voorzitter en zegt dat deze hier van een mug een
olifant maakt; vidèo-apparatuur in echt niet zo'n kostbare uitgave.