u
i
i (o3 laoqeL
7. Verweer tegen beroepschrift van de heer A.W. Roest., alhier, bij de Raad van State
(aanvraag bouwvergunning)
De heer Pelzers zegt terzake graag een opmerking te willen plaatsen, welke echter niet
direkt betrekking heeft op dit geval.
Hij stelt dan, dat de ruimte een schaars goed is, waarover noodzakelijk een beheer
gevoerd moet worden. Anderzijds is ook vrijheid een groot goed.
De beperking van die vrijheid moet daarom zo gering mogelijk zijn.
Regelen dienen daarom alleen maar te worden gesteld voorzover deze strikt noodzakelijk
zijn en daarbij mag geen schade voor derden ontstaan.
De voorzitter antwoordt hierop, dat hij in principe wel akkoord kan gaan met hetgeen
door de heer Pelzers werd gezegd; men mag daarbij echter niet generaliseren.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening stelt nu eenmaal voorschriften; in bij de wet
genoemde gevallen kan daarbij ontheffing verleend worden mits anderen daarvan geen
last ondervinden.
De consequenties van Uw woorden reiken echter veel verder dan hier bedoeld wordt.
Naar het oordeel van het dagelijks bestuur is hier geen afwijking van de voorschriften
mogelijk.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hierna het door het dagelijks bestuur
voorgestelde verweer te voeren.
8. Woningbouwprogramma 1984 t/m 1986.
De heer Pelzers merkt op, dat volgens dit ontwerp in het jaar 1984 eerst 8 woningen
worden gebouwd en daarna, naast 10 woningwetwoningen, nog enkele premiewoningen.
Hij zegt niet te weten in hoeverre dit vastligt en vraagt of er niet enige ver
schuiving in dit programma kan plaatsvinden, zodat het bouwen wat aansluitend
geschiedt.
De voorzitter antwoordt hierop, dat het bouwvolume jaarlijks in één contingent
wordt toegewezen en dat dit gewoonlijk al in november of december plaatsvindt.
Aan de hand van deze toewijzing vindt dan het ontwerpen en de realisering van de
bouwplannen plaats. Tussen het tijdstip van deze toewijzing en het begin van de
bouw ligt dan wel een tijdvak, waaraan, zo leert de ervaring, weinig gewijzigd
kan worden.
De heer Pelzers zegt verder, dat de behoefte aan premiewoningen groter wordt en
verzoekt de bouw daarvan te stimuleren. Tevens verzoekt hij de plaatselijke aan
nemers bij de bouw van deze woningen te betrekken.
De voorzitter antwoordt hierop, dat de bouw van deze woningen de bijzondere aandacht
van het gemeentebestuur heeft. We trachten de bouw van deze woningen dan ook te
bevorderen. Daarbij wordt er naar gestreefd de plaatselijke aannemers in te
schakelen. Het resultaat daarvan is, dat thans een 2-tal plaatselijke aannemers
deze woningen zullen gaan bouwen.
Bovenstaande kan helaas niet aldus geschieden met de woningen, welke door de
Stichting Regionaal Woningbezit te Steenbergen, alhier worden gebouwd.
Genoemde Stichting heeft voor de bouw van deze woningen in de aangesloten gemeenten
één aannemer ingeschakeld.
De voorzitter zegt, dat ook dit de nodige aandacht heeft; via wethouder van der
Velden, die in het bestuur van deze Stichting zit, hebben wij hier de nodige inspraak.
De heer Damen wil nog reageren op de opmerkingen van de heer Pelzers en zegt, dat
de in 1984 opgenomen woningen bedoeld zijn als een soort inhaalmaneuveromdat
er hier de laatste jaren practisch niet gebouwd is. Hij hoopt dan ook, dat deze
woningen alhier zo spoedig mogelijk gerealiseerd kunnen worden.
De raad gaat vervolgens zonder hoofdelijke stemming akkoord met de inzending van
de lijsten zoals in ontwerp zijn voorgelegd.