3. Ingekomen stukken.
De heer Buijsse merkt op, dat er nu 3 verleende garantiebesluiten bij deze stukken
aanwezig zijn; mogelijk komen er in de volgende vergadering nog meer.
Hij zegt zich hierover zorgen te maken, gezien het financieel risico, dat de
gemeente daarbij loopt. Over de hoogte van het garantiebedrag, welke naar zijn
oordeel niet hoger dient te gaan dan tot 00% van de executiewaarde, werd hij
gaarne nader ingelicht.
De voorzitter antwoordt hierop dat onderscheid moet worden gemaakt tussen garantie
t.b.v. aankoop van een bestaande woning en een nieuw te bouwen woning.
Bij een bestaande woning wordt de executiewaarde als maximum aangehouden.
Als er voor een nieuw te bouwen woning een garantie tot 80% wordt gevraagd, zijn
er geen problemen. Indien er echter een garantie tot een hoger bedrag of 100%
wordt gevraagd is het voor de gemeente vaak bezwaarlijk om deze garantie te ver
lenen.
Om in die gevallen de aanvragers toch behulpzaam te zijn om de woning te kunnen
kopen, wordt dan onder de voorwaarden een clausule ingebouwd, inhoudende een
verstrekte aflossing in de eerste jaren.
Hiertoe dient dan gedurende de eerste jaren, afhankelijk van de gevraagde garantie
de rijkssubsidie te worden gecedeerd aan de Bank. Hierdoor wordt én het risico
minder én de lasten van de betrokkene na het einde van de subsidieperiode
beduidend minder.
Na deze beraadslaging besluit de raad de hierbovengenoemde stukken voor kennis
geving aan te nemen.
4. Verhuur woning Westerstraat 19.
De heer van Aert zegt geen opmerkingen tegen dit voorstel te hebben; alleen wil
hij graag weten, hoe lang die faseriny, waarover sprake is in de voorlaatste
alinea, gaat duren.
De voorzitter antwoordt hierop, dat per 1 juli 1982 volgens dit voorstel 355,
wordt verhoogd tot 500,en dat daarna de van rijkswege vast te stellen
huurverhogingen -worden toegepast. Per 1 juli a.s. bedraagt deze verhoging 10%.
De heer Pelzers zegt nieuwsgierig te zijn om te weten, welke formele argumenten
het gemeentebestuur heeft gehad om van het advies van de Minister af te wijken.
De voorzitter antwoordt hierop, dat door het Ministerie terzake een onderzoek
is ingesteld. De heer van Agtmaal heeft daarna bij het gemeentebestuur een
verklairing afgegeven, waarin staat, welke huur hij bereid is, in verband met
mogelijk nog voorkomende gebreken, te betalen. Deze verklaring is naar het
Ministerie verzonden. Het Ministerie heeft daarna medegedeeld geen nadere
beslissing te zullen nemen en voorgesteld om zelf de verhuur met de heer
van Agtmaal te regelen.
De heer Pelzers zegt staande te houden, dat hij nog steeds geen rationele
argumenten heeft gehoord over de zojuist door hem gestelde vraag; hij zegt
niet te begrijpen, waarom we hier onder de door het Ministerie geadviseerde
minimale prijs gaan zitten. Als straks andere huurders komen met klachten
over gebreken aan hun huis is dat toch ook geen reden om minder huur te gaan
betalen. Hierdoor wordt toch wel een precedent geschapen. Mensen met een huis,
waaraan wat mankeert, gaan dan ook afdingen op de door hen verschuldigde huur.
Op dit laatste antwoordt de voorzitter, dat elke huurder daartoe het volste
recht heeft. De voorzitter merkt hierbij nog op, dat een onderscheid dient te
worden gemaakt tussen woningwetwoningen, waarvan de huren door het Ministerie
worden vastgesteld en (zoals hier) de huurvaststelling bij particuliere woningen.
Gezien de slechte constructie van deze bouw en de mogelijkheid, dat zich nieuwe
gebreken in deze bouw zullen voordoen zijn we op het voorstel van de heer van
Agtmaal ingegaan. We hebben hierover reeds lang genoeg geprocedeerd; ter voor
koming van verdere procedures (welke weer jaren kunnen duren) is het beter thans
tot een besluit te komen.
De heer Damen merkt nog op, dat hij verwacht bij niet aanvaarding van dit voorstel
op vaststelling van de huur op 693,per maand, weer in een procedure terecht
te komen, welke weer jaren gaat duren. De huur blijft dan nog 355,per maand.