De voorxitter antwoordt dat dit artikel geenszins wil beogen kleine frakties monddood te maken. De bedoeling van de bepaling is het dat de voorsteller zich vergewist van een minimale ondersteuning en waardoor niet onnodig stemmingen over bij voorbaat kansloze voorstellen moeten worden gehouden. Het artikel fungeert als het ware als een zeef. De heer Damen zegt bij zijn standpunt te blijven. Op verzoek van de voorzitter licht de voorzitter van de commissie tot het ontwer pen van dit reglement, de heer Appelboom, de strekking van deze bepaling nog eens nader toe en zegt daarbij o.m. dat deze voorstellen niet te lichtvaardig moeten worden ingediend. De heer Damen zegt op verzoek van de voorzitter geen stemming over dit artikel te wensen, doch wel een aantekening in de notulen, dat hij geacht moet worden tegen de inhoud van dit artikel te hebben gestemd. De heer Damen vraagt nadere inlichtingen over het spreekrecht, als bedoeld in ar tikel 37 van het reglement; verder zegt hij een bepaling in het reglement te mis sen over het naspraetje na de raadsvergadering. De voorzitter zegt, dat lid 3 van het door de heer Damen genoemde artikel beoogt de gestelde spreektijd zo goed mogelijk te verdelen. Het spreekrecht vormt nu een onderdeel van de openbare vergadering, en wordt dus ook genotuleerd; anders ligt dit met het napraatje en om die reden is dan ook ter zake geen bepaling in het reglement opgenomen. De heer Appelboom zegt, als voorzitter van de commissie dat de behandeling van het spreekrecht bewust direkt na de opening werd gesteld; we staan hierbij op het standpunt, dat de demokratie hoogtij moet vieren en dit wordt slechts bereikt, als dit spreekrecht vöör de te behandelen punten wordt gegeven. Het heeft geen zin om achteraf over genomen besluiten nog te gaan diskussiëren. De heer Appelboom zegt, evenals de heer Damen, wel wat moeite te hebben met het 3 x 24 uur tevoren schriftelijk melden; spreker zegt, dat we zoveel mogelijk de remmen moeten wegnemen voor de uitoefening van dit spreekrecht. De voorzitter antwoordt hierop, dat er de gelegenheid moet zijn om de gestelde aanvragen te beoordelen, alvorens daarop in de raad een antwoord te kunnen ge ven; het is daarom wel gewenst deze termijn in het reglement op te nemen. De heer Appelboom vraagt de voorzitter of deze nu met hem van oordeel isdat in het vragenhalfuurtje nu alles behandeld mag worden; spreker verzoekt verder aan nieuwe raadsleden in de toekomst dit reglement van orde uit te reiken. De voorzitter beantwoordtde eerste vraag van de heer Appelboom bevestigend, aan diens tweede verzoek zal in den vervolge worden voldaan. Na deze beraadslaging stelt de voorzitter voor tot de vaststelling van dit nieuwe reglement van orde over te gaan. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hiertoe; hierbij wordt, zoals hier boven is gemeld, de aantekening gesteld, dat de heer Damen geacht wordt tegen de inhoud van het in artikel 23 gestelde te hebben gestemd. 5. Voorstel tot aankoop van perceelsgedeelten i.v.m. verbreding van de Weg naar Wouw. De heer Appelboom zegt het bijzonder urgent te vinden, dat de rekonstruktie van deze weg onderhand eens wordt uitgevoerd; spreker vraagt of de voorzitter al enig inzicht heeft in de vraag wanneer dit gaat gebeuren. De voorzitter zegt, dat niets meer de uitvoering van dit werk meer in de weg staat hij verwacht dan ook dat zeer snel daarmede begonnen kan worden. Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad tot de aankoopvan de in het voorstel genoemde perceelsgedeelten en de daarbij genoemde pachtafstand te aanvaarden.

Raadsnotulen

Huijbergen: 1935-1996 | 1979 | | pagina 28