-11-
Ue zitten wel, en U had het op een gegeven moment over de grote stad.
Wat is een grote stad, is Bergen op Zoom een grote stad Ik zou de
zelfde lyrische dingen over Bergen op Zoom kunnen zeggen, van dat we
elkaar nog kennen, elkaar nog kunnen pesten en elkaar nog vriendschaps
dienst kunnen bewijzen.
't Is maar net, in welke schaal je op een gegeven moment gewend bent te
leven, maar iedereen heeft op een gegeven moment in een gemeente, in die
onbivalentie van: moeten we nou nog een beetje groeien, moeten we zo
blijven Van de ene kant hoor ik, d'r komen nieuwelingen en die worden
opgenomen en van de andere kant hoor je: we moeten zo blijven. Ik zie,
dat Uw raadstafel op de groei is gebouwd, want er is nog plek genoeg
voor vele anderen. Misschien is dat om er op te wijzen, dat de gemeente
wet 't aantal raadsleden zou willen verdubbelen; maar overal heb je
datzelfde probleem en ik geloof, dat we in deze maatschappij ons ergens
moeten bezinnen op de vraag: wat willen we nu eigenlijk wel en wat wil
len we nu eigenlijk niet.
v Want van de ene kant zegt men b.v.: hier in Westelijk Noord—Brabant geen
overloop; van de andere kant hoor je iedereen zeggen: ja maar we willen
toch wel een beetje groei.
Be hebt het sub-urbanisatie probleem en al dat soort dingen. We moeten
daar met elkaar over kunnen praten dacht ik en indieecn vans en dat wil
ik hier toch wel Bens een keer kwijt ach zo'n Roosendaal en Bergen op
Zoom in zo'n streekgewestdie willen de zaak overheersen. Ach, niets
is minder waar dan dat.
Wij willen doodeenvoudig die centrumgemeenten in dienst stellen van een
groter geheel met de middelen, die wij nu eenmaal iets makkelijker hebben
dan anderen eo jso samen tot iets komen; daar zijn voorbeelden van, ik
noem nou die regionale brandweer, regionale ambulancedienst, daar komt
een gewestelijke schoolbegeleidingsdienst of die is al opgericht en dat
zijn allerlei functies, die geen van ons op een gegeven moment nog alleen
kan en die we dan samen doen. Het is hier geen zaak van overheersen maar
van elkaar dienen. Dit wil ik U dan mede namens mijn collega uit Roosen
daal wel zeggen.
N5et af zetten tegen elkaar, daar is geen enkele reden toe, maar, doodeen—
voudig, kijken wat we voor elkaar kunnen doen in streekgewestelijk ver
band, en wat we kunnen doen als directe naburen. Dat is iets wat me echt
op het hart ligt en dat ik dan ook hier op tafel wil leggen.
Ik feliciteer U natuurlijk met Uw benoeming: U hebt hier een prachtige
gemeente en U hebt hier een fijne bevolking. Het enige, wat ik Huijbergen
kwalijk neem —pastoor Schoenmakers heeft 1t woord even genoemd— is, dat
ze de lieve zusters van de Carmel uit mijn gemeente hebben weggehaald.
Ik ben met mijn vrouw op de afscheidsbijeenkomst geweest, toen werden we
in het slot genodigd om de zusters goeiendag te zeggen, en ik zei toen:
ik betreur het oprecht, dat U weggaat. Meent U dat nou 3a, ik zeg, dat
is net, als toen bij Abraham he, het zullen eens de laatste 10 recht
vaardigen zijn, waarom Bergen op Zoom gespaard wordt. En die heeft
Huijbergen nou I Dus, dat vind ik wel erg.
Ik kan U wel zeggen, dat ik toch met de Carmel nogwel vaag weg enige
relatie onderhou en dat ik b.v. de eucharistieviering van mijn zilveren
bruiloft hier in de Carmel heb gevierd temidden in het koor bij de zus
ters helemaal alleen met mijn vrouw en mijn kinderen.
Die relatie blijft toch wel bestaan an die neemt U mij niet af.