-4-
De heren Hectors en van Aert zeggen dat dit heel wat anders is
en niets met deze zaak te maken heeft; de heer Hectors zegt zich af
te vragen, wat we moeten gaan doen als er nu weer enkele andere aan
vragen komen. Spreker zegt begrip te hebben voor de indiening van
deze aanvrage en ook van die van de plaatselijke harmonie.
Wethouder Damen merkt nog op, dat het Carnavalscomité niet het
volledige subsidie ineens werd toegekend.
De voorzitter zegt het met het standpunt van de heer Hectors
eens te zijn en stelt daarna voor konform het voorstel van het dage
lijks bestuur te besluiten.
Zonder hoofdelijke stemming besluit de raad hiertoe.
6Voorstel tot het verlenen van een aanvullend subsidie 1976 aan de
Fanfare St. Cecilia alhier.
7Voorstel tot verlening van een renteloos voorschot van 12.000,
of minder aan de fanfare St. Cecilia" voor aanschaf van instrumenten.
Het voorstel hiertoe werd de raadsleden reeds toegezonden; in
plaats van 10.000,dient echter te worden gesteld 12.000,
Na een korte aanvullende toelichting door de voorzitter vraagt
de heer van Aert hoe 't komt, dat er nu wel ineens een subsidievoor-
stel kan komen; is het zo, dat hiervoor via de pers eerst zo'n hoop
bombarie gemaakt moet worden? Er is toch een brief van 6 januari j.l.,
en daar staat duidelijk boven, dat deze aan de raad is gericht.
De voorzitter deelt mede, dat deze brief zoek is geraakt.
De heer van Aert vraagt de voorzitter, hoe dit mogelijk is en
voegt er aan toe "ik heb thuis kleine kinderen rondlopen, maar bij mij
raakt deze brief niet zoek.
De voorzitter zegt hierop, dat de brief in verband met onder
zoek hier en daar is geweest en laatstelijk ook in de vergadering
van de colleges van burgemeestersen wethouders van deze streek werd
behandeld
De heer van Aert zegt verbolgen te zijn over de stukken, die
hierover in de pers zijn verschenen. Zich richtend tot wethouder van
der Velden vraagt de heer van Aert of de wethouder ontkent, wat hier
over in "de Stem" is geschreven.
De wethouder zegt dit zo niet gezegd te hebben.
Waarom dan al die grote kopstukken in deze krant, zegt de heer
van Aert en voegt er aan toe, dat de wethouder zich eerst wel eens mag
beraden eer hij iets zegt. Het komt de lezer over, alsof wethouder
van der Velden wel eens zal uitmaken welk subsidie gegeven wordt.
De voorzitter zegt, dat we goede vrienden van de pers zijn.
Deze moet snel werken, er wordt uit de kopie geschrapt en er wordt
gekorrigeerd; het resultaat is, dat een artikel soms heel anders
overkomt, dan het zich werkelijk heeft voorgedaan. Ook zitten er bij
de coutanten z.g. koppensnellers; door het plaatsen van een verkeerde
kop geeft een artikel soms een geheel verkeerde indruk. De voorzit
ter zegt verder niet te kunnen geloven, dat de wethouder heeft ge
zegd, wat in de krant staat.
De heer van Aert zegt, dat wethouder van der Velden dan wel
dubbel voorzichtig mag zijn met mededelingen.
Wethouder van der Velden zegt, dat je uit 'n telefoongesprek
soms van alles kunt opmaken; het is hier gewoon een kwestie van een
verkeerde berichtgeving; spreker voegt er nog aan toe ook gezegd te
hebben, dat ze goed hun best doen.