3.
Thans betreft het de belangen van onze eigen kinderen en om
deze reden meent de voorzitter voor deze aanvrage een uitzon
dering te moeten maken, doch voorlopig alleen maar voor het jaar
1970.
Er volgt hierna een korte beraadslaging; verwacht wordt, dat
7 personen uit deze gemeoite aan deze cursus zullen deelnemen.
Voor het jaar 1970 zal het daarom mede om financiële redenen geen
bezwaar zijn om de gevraagde bijdrage toe te kennen. Er blijken
verder weinig gegevens bekend te zijn m.b.t. de kosten en het
aantal deelnemers, terwijl men nog niet in het bezit is van de
subsidietoezegging van het Ministerie ran CUREMA.
Op grond van deze beraadslaging besluit de raad zonder hoofde
lijke stemming de gevraagde bijdrage, doch voorlopig slechts voer
het jaar 1970, toe te kennen.
Voorstel tot overdracht van aandelen van en aan de N.V.
Waterleidingma tschappij Midden-Zeeland te Goes.
De voorzitter bespreekt de geweldige veranderingen, welke zich
bij de Waterleidingmaatschappijen hebben voorgedaan en waarbij al
de kleine maatschappijen tenslotte gefuseerd zijn. Het gevolg is,
dat nieuwe statuten moesten worden opgemaakt, waarbij de rechten en
belangen voor alle belanghebbenden zo goed mogelijk moesten worden
opgenomen. In deze statuten zijn daarom nogal wat bepalingen opge
nomen inzake de verdeling v :n aandelen.
De gemeente Huijbergen bezit thans 26 aandelen; volgens deze
nieuwe statuten zal deze gemeehte in de nieuwe N.V. Waterl.Mij.
Zeeland i.o. 14 aai delen toegewezen krijgen, om welke reden de N.V.
verzoekt om 12 aandelen af te sta ai.
Het dagelijks bestuur stelt voor konform het aangeboden ontwerp
tot deze afstand te besluiten; zonder beraadslaging en zonder hoof
delijke stemming besluit de raad hiertoe.
4. Voorbereidingsbesluit Buitengebied 1970.
De voorzitter merkt op dit punt als agendapunt op deze convoka-
tie te hebben opgenomen, doch niet a3;s voorstel van het dagelijks
bestuur. Spreker geeft hierna een uitvoerige toelichting op het
voorliggende ontwerp-besluit en de terzake geldende bepalingen van
de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Bij deze wet is bepaald, dot de
gemeenten voor dit buitengebied een bestemmingsplan moeten vaststel
len teneinde deze gebieden te vrijwaren van bebouwing en vele andere
werken. Volgens een overgangsbepaling zijn deze gebieden tot z.g.
meldingsgebied verklaard, op grond waarvan hot voornemen tot wen
dergelijk werk moet worden gemeld bij de Minister van C.R.M.. Deze
meldingsplicht geldt tot 1 augustus 1970.
Heeft de raad van een gemeente een zodanig besluit niet genomen,
dan zou men na 1 augustus vrij zijn in de uitvoering van bepaalde
wetken
Het is om deze reden, dat er door Ged. Stoten ten sterkste op
w ordt aangedrongen een voorbereidingsbesluit te nemen volgend het
thqns voorliggende model.
Dit model is, aldus de voorzitter, ontworpen door do z.g. Beraads-
groep van het Ministerie van Volkshuisvesting; er mag dus worden ver
wacht, dat hierin wel zeer veel geregeld zal zijn.
Naar het oordeel van de.voorzitter goot men hierin te ver; o.m.
mag men hierin niet treden in de exploitatie van de bosbouw of land
bouw, hetgeen achter wel geschiedt.