1\
'1 A
- 3 -
6. Voorstel tot vaststelling van de 17e t/m 21e begrotingswijziging 1964
De toelichtingen op deze begrotingswijzigingen werden de raadsleden
tegelijk met de agenda toegezonden.
De voorzitter merkt nog op, dat tot de in deze wijzigingen genoemde
punten reeds vroeger werd besloten5 een en ander dient evenwel nog bij
wijziging van de begroting te worden geraamd.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming besluit de raad
tot de vaststelling van deze wijzigingen.
7. Ter kennisneming de 24e begrotingswijziging 1965
De voorzitter deelt mede, dat aangezien de rekening over het dienstjaar
1962 nog niet was opgemaakt, officieel vóór 1 juli 1964 niet kon v/orden
overgegaan tot de vaststelling van een laatste wijziging van de begroting
1963, waarin de eindcijfers van de dienst 1962 zijn verwerkt.
De raad besloot destijds daarom tot de vaststelling van een wijziging,
waarin in de plaats van deze eindcijfers een formule was opgenomen. Na
het opmaken van de rekening 1962 kon de wijziging worden opgemaakt en
ingezonden. Bepaald werd, dat de wijziging nog ter kennisname aan de raad
zou worden voorgelegd.
De voorzitter geeft hierna de cijfers weer, welke thans in deze wijzi
ging werden vermeld.
De raadsleden nemen het bovenstaande voor kennisgeving aan.
8. Voorstel tot vaststelling van de rekening burgerlijk Armbestuur
1962 en 1963.
De voorzitter deelt mede, dat de rekeningen van genoemde Dienst over
de jaren 1962 en 1963 door het bestuur van dit Armbestuur voorlopig werden
vastgesteld; deze rekeningen werden inmiddels gecontroleerd door het
Centraal Bureau voor Verificatie en Financiële Adviezen te 1s-Gravenhage
in orde bevonden.
De voorzitter leest deze controlerapporten voor en geeft hierop en op de
posten van deze rekeningen een nadere toelichting. De post "Kosten van
verpleging van volwassen in gestichten" blijkt de grootste uitgave van de
betreffende rekening te vormen; daarnaast dienen te worden vermeld de
posten "Kosten van ondersteuning met geld en brandstoffen".
De raad heeft tegen de vaststelling van de beide rekeningen geen bezwaar
zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten.
9. Voorstel burgemeester en wethouders te machtigen aanstelling personeel
gemeentewerken boven 33 .jaar.
De voorzitter deelt mede, dat er nog steeds een vacature is bij de
Dienst gemeentewerken, welke niet aangevuld kan worden; voorts zal zeer
binnenkort een der gemeentewerklieden de dienst wegens het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd verlaten. Het is dus zaak ten spoedigste tot
de aanstelling van nieuw personeel over te gaan.
De raad verzocht destijds tot de aanstelling van jong personeel over te
gaan, mede om voor deze mensen t.z.t. een goed pensioen te verkrijgen;
omdat bij deze mensen blijkbaar niet voldoende animo blijkt te bestaan om
bij de gemeente te gaan werken, vraagt het dagelijks bestuur machtiging
personeel tot de leeftijd van 50 jaa*1 te mogen aanstellen.
De heer Huijskens is van oordeel dat er onder de sollicitanten personen
aanwezig waren die voor benoeming in aanmerking kwamen.
Wethouder Damen antwoordt hierop, dat zeker tot aanstelling van een
dezer zou zijn overgegaan, indien de huidige werkgever hen had laten ver
trekken.
De heer Huijskens denkt, dat er nog wel nevenmotieven zijn om deze niet
aan te stellen.
De heer van Hoof merkt op, dat ze ook geschikt moeten zijn voor een
functie bij de gemeentedienst.
De raad verleent hierna het dagelijks bestuur de gevraagde machtiging.